Engels - it vs. they

File 5 - Shopping
It or They
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

File 5 - Shopping
It or They

Slide 1 - Slide

Today
Check exercise 11 
explanation grammar
Go to work

Slide 2 - Slide

Doelen: 
  • Ik herhaal enkelvoud en meervoud;

  • Ik weet wanneer ik it they moet gebruiken;

  • Ik kan aangeven welke woorden alleen een meervoudsvorm hebben in het Engels, maar niet in het Nederlands. 

Slide 3 - Slide


I love my
dogs.


A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 4 - Quiz

I love your
dog.
It is so cute!


A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quiz

Enkelvoud
Meervoud
I love my dogs. 
They are cute!
I love your dog.
It is so cute!
dier

Slide 6 - Slide

dier
ding
enkelvoud
meervoud
meervoud
enkelvoud
it                         they
it                         they

Slide 7 - Slide

Bij enkelvoud gebruik je ...
A
it
B
they

Slide 8 - Quiz

Bij meervoud gebruik je ...
A
it
B
they

Slide 9 - Quiz

Pas op! Be careful... 
Er zijn uitzonderingen... 
Woorden die in het Engels alleen maar een meervoudsvorm hebben. 

Slide 10 - Slide

trousers
pants
broek
Let op! In het Engels is het meervoud, maar in het Nederlands -> enkelvoud.

Slide 11 - Slide

trousers
pants
I like my new trousers.
They are grey.
THEY
Meervoud in het Engels?Gebruik: they 

Slide 12 - Slide

jeans 
I like my new jeans
They were on sale. 
THEY
Meervoud in het Engels?  Gebruik: they 

Slide 13 - Slide

Sleep de woorden naar het juiste plaatje.
shorts
scissors
tweezers
glasses
underpants
knickers

Slide 14 - Drag question

Sleep de woorden naar het juiste woord.
it (enkelvoud)
they (meervoud)
shorts
scissors
tweezers
glasses
underpants
knickers

Slide 15 - Drag question

I won't buy ripped jeans.
I think ____ are ugly.
A
it
B
they

Slide 16 - Quiz

I love this cap.
____ is on sale.
A
It
B
They

Slide 17 - Quiz

I don't like the red scissors.
____ are too cheap.
A
It
B
They

Slide 18 - Quiz

Wat vond je van deze grammatica?
A
B
C

Slide 19 - Quiz

Wat ga je maken?
t/m 17 (together)
KGT: t/m 12 

Slide 20 - Slide