11.1 Fossiele brandstoffen

1 / 47
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 2 - Slide

Wat weet je al over energie?

Overleg 1 à 2 minuten met je buurman/vrouw

Wat kunnen jullie samen al vertellen over het begrip 'energie'?


Slide 3 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 4 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 5 - Slide

Fossiele brandstof:

steenkool
aardolie

Vind je in de aarde

Slide 6 - Slide

Fossiele brandstoffen
De drie belangrijkste toepassingen:

Slide 7 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen
Dit is ondertussen geschiedenis

Slide 8 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 9 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen
t

Slide 10 - Slide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 11 - Slide

Conventionele energiecentrale
Fossiele brandstoffen
Bewegingsenergie
Chemische energie
Warmte
Bewegingsenergie

Slide 12 - Slide

Energiecentrale
Fossiele brandstof

Slide 13 - Slide

Energie berekenen
E = P x t
Energie
in Joule
(J)
Vermogen
in Watt
(W)
tijd
in seconden
(s)

Slide 14 - Slide

Energiebedrijven werken met enorme hoeveelheden energie. Om die hoeveelheden aan te geven, gebruik je voorvoegsels zoals giga en tera of machten van tien.
• 1 gigajoule = 1 GJ = 1 000 000 000 J = 109 J
• 1 terajoule = 1 TJ = 1 000 000 000 000 J = 1012 J

Slide 15 - Slide

voorvoegsels
1 Joule = 1 J
 1 kiloJoule = 1 kJ = 1 000 J = 103 J
1 megaJoule = 1 MJ = 1 000 000 J = 106 J
1 gigaJoule = 1 GJ = 1 000 000 000 J = 109 J
1 teraJoule = 1 TJ = 1 000 000 000 000 J = 1012 J

Slide 16 - Slide

Schrijf het volgende getal op als macht van tien:

4.000.000.000

Slide 17 - Slide

Hoe groot is het volgende getal:

23 x 106

Slide 18 - Slide

Energie berekenen
E=Pt
PtE
grootheid
eenheid
energie
E
joule
J
vermogen
P
watt
W (J/s)
tijd
t
seconde
s
P=tE

Slide 19 - Slide

Voorbeeldvraag
Een kleine energiecentrale levert een vermogen van 100 kW. Hoeveel energie produceert de centrale als deze 15 minuten op volle toeren draait?

Slide 20 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW
t = 



Slide 21 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 



Slide 22 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten



Slide 23 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.



Slide 24 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.
gevraagd
E = ? J


Slide 25 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.
gevraagd
E = ? J
uitwerking
E = P ∙ t


Slide 26 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.
gevraagd
E = ? J
uitwerking
E = P ∙ t = 100 ∙ 103 ∙ 900


Slide 27 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100 ∙ 103 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.
gevraagd
E = ? J
uitwerking
E = P ∙ t = 100 ∙ 103 ∙ 900 = 9 ∙ 107 J


Slide 28 - Slide

Voorbeeldopdracht 
gegevens
P = 100 kW = 100000 W
t = 15 minuten = 15 ∙ 60 = 900 sec.
gevraagd
E = ? J
uitwerking
E = P ∙ t = 100000 ∙ 900 = 90000000 J


Slide 29 - Slide

Aan het werk..
Lees de paragraaf 11.1 'Fossiele brandstoffen' goed door

Maak daarna een start aan de opgaves:
1, 2, 4, 5

Klaar met die opgaves? Bekijk de lesstof nog eens goed en probeer de andere opgaves!

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Kerncentrale
  • Uranium wordt gespleten in een reactorvat door het te beschieten met neutronen.
  • Door de kettingreactie komt veel warmte vrij.
  • Water wordt verwarmd tot stoom.
  • De stoom drijft een turbine aan.
  • De turbine laat een generator     draaien die elektriciteit maakt.

Slide 32 - Slide

Voordelen fossiel
  • eenvoudig en  goedkoop in gebruik, opslag en transport
  • ook als grondstof in de chemische industrie
  • Een elektrische centrale die gebruik maakt van fossiele brandstoffen kan bijna overal worden gebouwd.
  • De calorische waarde van (energie in) fossiele brandstoffen is relatief hoog.
  • betrouwbare bron van energie. Duurzame energiebronnen zijn vaak afhankelijk van weer, klimaat en geografische ligging.

Slide 33 - Slide

Nadelen Fossiele energie
  • broeikasgassen die bijdragen aan opwarming van de aarde, versterkte broeikaseffect
  • schadelijke stoffen die milieu aantasten.
  • schaars: op een gegeven moment raken ze op.
  • aardbevingen- en schokken in Groningen of olievlekken in de oceaan.

Veel landen moeten fossiele brandstoffen importeren uit het buitenland. Sommige landen gebruiken de ‘afhankelijkheid’ van andere landen als pressiemiddel in een politieke dialoog. Dit kan resulteren in conflicten.

Slide 34 - Slide

Afval bij het produceren van energie
Bij een kolen- of gascentrale:
koolstofdioxide -> versterkt broeikaseffect
zwaveldioxie en stikstofdioxide -> zure regen en smog

Bij een kerncentrale:
kernafval -> blijft miljoenen jaren straling uitzenden


Slide 35 - Slide

Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar

Slide 36 - Slide

Versterkt broeikaseffect 
Opwarming van de aarde 
  • Ijs op poolkappen smelten
  • Klimaat verandering
  • Vaker en harder regenen 
  • Meer droogte 

Slide 37 - Slide

broeikaseffect

fossiele brandstof =>
  • koolstofdioxide + waterdamp.

Gevolgen?
Zure regen en Smog

Wat veroorzaakt zure regen en smog?

  • Stikstofoxiden (NOx) en zwaveloxiden (NH3)

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Afval bij het produceren van energie
Bij een kolen- of gascentrale:
koolstofdioxide -> versterkt broeikaseffect
zwaveldioxie en stikstofdioxide -> zure regen en smog

Bij een kerncentrale:
kernafval -> blijft miljoenen jaren straling uitzenden


WARMTE

Slide 40 - Slide

Afvalwarmte
  • Het is niet mogelijk om alle chemische energie om te zetten in elektrische energie. 
  • De warmte die overblijft noem je afvalwarmte.

Slide 41 - Slide

Thermische verontreiniging
Thermische verontreiniging:
Vervuiling met warmte, doordat heet koelwater van bijvoorbeeld een energiecentrale rechtstreeks op een rivier wordt geloosd.

Gevolg: vissen en andere waterdieren krijgen zuurstofgebrek. 

Slide 42 - Slide

Milieuschade en klimaatverandering

  1. Stikstofdioxiden (NOx) 
  2. Zwavelgas
  3. Koolmonoxide (CO)
  4. Fijnstof
  5. broeikasgassen,
    zoals koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4).



Slide 43 - Slide

Energietransitie 
Overgang van een niet duurzame energiebron, naar een duurzame energiebron wordt een energietransitie genoemd.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Maak:
11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 47 - Slide