9.2

Lezen
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • H9 taalverzorging
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg: bijwoord, dubbele punt en apostrof
  • Aan de slag met opdrachten
  • Afsluiten met Kahoot of ... ??


Let op:  donderdag 8 mei toets H7 en H0

Slide 2 - Slide

Uitleg bijwoord

Slide 3 - Slide

Open je boek op blz 22
We gaan het huiswerk bespreken

Slide 4 - Slide

Bijwoord 

Geeft extra informatie over:

  • een werkwoord
  • een ander bijwoord
  • een bijvoeglijk naamwoord
  • een tijd
  • een plaats

Slide 5 - Slide

Bijwoord 

Informatie over een werkwoord:


Hij loopt snel.


Het bijwoord is snel-> het zegt iets over het werkwoord lopen.


Slide 6 - Slide

Bijwoord 

Informatie over een ander bijwoord:


Hij loopt heel snel.


het bijwoord is heel -> het zegt iets over het andere bijwoord snel.


Slide 7 - Slide

Bijwoord 

Informatie over het bijvoeglijk naamwoord:


Het is een ontzettend mooi huis!


Het bijwoord is ontzettend -> het zegt iets over

het bijvoeglijk naamwoord mooi 




Slide 8 - Slide

Bijwoorden
Wat geven bijwoorden aan?

- plaats of richting: daar, hier, elders
- tijd of duur: lang, snel, binnenkort, nu, toen
- frequentie (hoe vaak iets voorkomt): vaak, nooit, wel, niet, soms
- wijze (hoe iets gebeurt of hoe iemand iets doet): snel, fraai, kort
- graad (de mate van iets): erg, veel, zeer, heel
- vragend: waar, hoe, waarom, wanneer

!! Eigenlijk is het bijwoord een soort prullenbak, net zoals de bijwoordelijke bepaling dat is bij zinsontleding !!

Slide 9 - Slide

Dubbele punt

  1. Zij zei: "Dat heb je goed gedaan."
  2. Dit eet ik het liefst: sushi en patat.
  3. Ik dacht: laat ik vanavond maar uit eten gaan.
  4. Er waren drie prijzen te winnen: een plant, een tas en een dinerbon.




 

Slide 10 - Slide

Dubbele punt
Waar hoort de dubbele punt? 
Wat is de bijbehorende regel?
  1. Zij zei 'dat heb je goed gedaan'.
  2. Dit eet ik het liefst sushi en patat.
  3. Ik dacht laat ik vanavond maar uit eten gaan.
  4. Er waren drie prijzen te winnen een plant, een tas en een dinerbon.



 
timer
2:00

Slide 11 - Slide

Dubbele punt
Ik gebruik dus:
  1. een dubbele punt als ik citeer wat iemand gezegd heeft
  2. een dubbele punt voor een aankondiging
  3. een dubbele punt voor een reden/uitleg


Slide 12 - Slide

Apostrof
1 Bij een afkorting of verkleinwoord met -er erachter       PVV'er vmbo'er
2 Bij het meervoud van afkortingen                                          dvd's
3 Bij het meervoud van woorden op -y                                     baby's (cowboys)
4 Bij bezitsvormen van namen die eindigen                          Hanna's tas
op een lange klinker of -y                                                                Benny's fiets
5 Bij bezitsvormen van namen die eindigen op                   Kees' boek
een s-klank                                                                                            Max' telefoon
6 Bij woorden of getallen waarvan je een deel weglaat   's morgens, in '99

Slide 13 - Slide

Apostrof
Waar hoort een apostrof? Leg je antwoord uit.
timer
2:00

Slide 14 - Slide

Huiswerk:
Opdr 9, blz 85 t/m opdr 20, bl z91

Slide 15 - Slide