180625

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Chapitre 3 - 

Les bonnes affaires

Controle huiswerk

Nakijken

Herhaling / oefenen

Vouloir / Pouvoir

Volgende week afronding

Over 2 weken (open boek) toets chapitre 3

Oe la la

Les nombres

Les buts

- Je kan het werkwoord pouvoir en vouloir gebruiken

- Je weet precies wat je moet leren voor je toets

Wat is het getal?
neuf-cent-quatre

Wat is het getal?
trois-cent-cinquante-cinq

Wat is het getal?
mille-trois-cent-vingt-quatre

Wat is het getal?
deux-mille-neuf-cent-quatre-vingt-dix

écris
12

écris
8

Welke winkel zie je op het plaatje?

Welke winkel zie je op het plaatje?

Welke winkel zie je op het plaatje?

25a.

Le texte est .....

1. Un article de magasin
2. Un forum
3. Un site d'internet

25.b

1. Ik draag altijd iets zwarts

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

25.b
2. Ik besteed bijna al mijn geld aan schoenen...

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

25.b
3. Ik draag nooit een wijde broek en wijde top...

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

25.b
4. Ik hoef mijn eigen kleding niet te betalen...

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

25.b

5. Ik houd van kleding die lekker zit.

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

25.b

6. Ik droom van een designertas.

1. Lily-Rose
2. Aaron
3. Estéban
4. Sarah

26 a
les hauts (bovenkant)

les bas (onderkant)

les accessoires

26b.
1. Lily-Rose ne porte pas de ______,
elle préfère les jeans.

2. Elle dit toujours:
"J'ai mon ______ style!"

3. Elle n'aime pas les casquettes, elle préfère porter ___________ .

4. Sa cousine Sarah porte souvent les ___________ de son père.

5. Sarah porte aussi toujours un accessoire ________.

6. Par ___________ un sac en demin recyclé.

grammaire Bron H: les verbes pouvoir et vouloir 

- chapitre 3 -

Je

Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

veux

veux

veut

voulons

voulez

veulent

Je

Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

peux

peux

peut

pouvons

pouvez

peuvent

Maak een goede zin met de volgende gegevens:
Jij - mogen - eten.

Maak een goede zin met de volgende gegevens:
Hij - mag - praten.

Maak een goede zin met de volgende gegevens:
Zij (mannelijk mv) - kunnen.

Devoirs

H. Grammaire

Maak opdracht 31 b. Lis la grammaire.

d (vertaal de werkwoorden)

e (maak zinnen met het werkwoord pouvoir en de woorden boven de opdracht)

Herhaal de woorden en zinnen van A t/m G

Herhaal de grammatica D / H.

Herhaal de getallen.

Chap 3: Les bonnes affaires