Vraag door:
De moeder gelooft dat rauw voedsel gezonder is en dat gekookt voedsel mensen ziek maakt.
a. Stel dat dit niet waar is. Mag de moeder haar kind dan alleen rauw voedsel geven?
b. Stel dat dit wel waar is. Mag de moeder haar kind dan alleen rauw voedsel geven?
c. Stel dat het niet te bepalen is of dat waar is. Mag de moeder haar kind dan alleen rauw voedsel geven?
Bredere context:
Je kunt de vraag ook kaderen in een bredere context van de vrijheid van godsdienst (artikel 6 van de grondwet). Leerlingen kunnen zo hun mening vormen over de grenzen tussen vrijheid van godsdienst van de ouders en vrijheid van godsdienst van hun kind:
Er zijn ouders die heel gelovig zijn en willen dat hun kind ook heel gelovig is. Daarom moeten hun kinderen zich houden aan strenge regels die gebaseerd zijn op dat geloof, bijvoorbeeld:
- wat ze wel/niet mogen eten;
- mee moeten naar een (bepaalde) kerk/moskee/tempel/syngagoge;
- niet mogen omgaan/een relatie mogen hebben met mensen die dat geloof niet hebben;
- gehoorzaam moeten zijn aan mensen die een belangrijke rol spelen in het geloof van de ouders;
-niet zelf mogen kiezen welke kleding ze dragen;
-niet zelf een middelbare school mogen kiezen;
a. Stel dat dit geloof niet waar is. Mogen ouders dit hun kind verplichten?
b. Stel dat dit geloof wel waar is. Mogen ouders dit hun kind verplichten?
b. Stel dat het niet te bepalen is of dat waar is. Mogen ouders dit hun kind verplichten?
Deze vragen raken aan artikel 18 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens over het recht op vrijheid van gedachte.
Verder lezen: https://www.uu.nl/onderwijs/universele-verklaring-van-de-rechten-van-de-mens-75-jaar/artikel-18-godsdienstvrijheid