Oefentoets 2KT Unit 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

2KT

Oefentoets Unit 4

Klik                om de toets te starten.

• Deze oefentoets gaat over Unit 4 Northern Ireland. 
• Je kunt 3 soorten vragen tegen komen: open-vragen, meerkeuzevragen en sleepvragen

Succes!

 Informatie 

volgende

We are a small .... of about 200 people.

Wat betekent het dikgedrukte woord"  
The US presidential election is very important.

1. regering
2. verkiezing
3. voorzitter
4. lid

You can haggle to get a lower price.

1. bevelen
2. vragen
3. afdingen
4. smeken

Vertaal naar het Engels.
belangrijk

Vertaal naar het Engels.
vrije tijd

Vertaal naar het Engels.
bijeenkomst

Vertaal naar het Engels.
onbeperkt

Vertaal naar het Engels.
tegen

Vertaal naar het Engels.
tentoonstelling

Vertaal naar het Engels.
afdeling zuivel

Vertaal naar het Engels.
prikkeldraad

Vertaal naar het Engels.
kassa

Vertaal naar het Engels.
schuur

Vertaal het woord in hoofdletters naar het Nederlands:
We sell a lot of different hot BEVERAGES.

Vertaal het woord in hoofdletters naar het Nederlands:
Be POLITE when you first meet someone.

Vertaal het woord in hoofdletters naar het Nederlands:
The water in the STREAM flows slowly.

1. At the supermarket I had to ................ because it was busy.

2. What's your ................... with school uniforms?

3. The Queen is going to give a ...................... tomorrow.

Sleep het juiste woord naar de zin. Let op, er blijft 1 woord over.

issue

queue

speech

lie

1. Ugh! the milk in my coffee
   is ..................

2. Everyone with a salary has
    to pay ..................

3. Over a 1000 people are coming
     to the ....................

Sleep het juiste woord naar de zin. Let op, er blijft 1 woord over.

off

meeting

research

taxes

1. hooi

2. tarwe

3. modder

Sleep het juiste woord naar de zin. Let op, er blijft 1 woord over.

hay

mud

crops

wheat

Maak het gesprek compleet.

Excuse me, madam. Where can I find the candy?

... 

...

1. This candy is on sale today.
2. This candy is less expensive, but also less sweet.
3. Would you like a carrier bag for that?
4. You can find what you're looking for in aisle three.

Maak het gesprek compleet.

No, I would like to pay.

...

That will be 16 pounds and 59 pence altogether, anything else?

1. Will that be cash or card?
2. Here's your change and your receipt.
3. Can you all bring some drinks or snacks?
4. He's coming to Indra's party with Neil, isn't he?

Vertaal de zin naar het Nederlands:
Here's your change and your receipt.

Vertaal de zin naar het Nederlands:
I'd rather do something else, like visit a theme park.

Vertaal de zin naar het Engels:
Heeft u een goedkopere optie?

Vertaal de zin naar het Engels:
Dat is een geweldig idee, ik ben erbij!

Question words

who, what, why, when, where, how

......... is your name?

1. Who
2. When
3. Where
4. What

........ is my bike?

1. Who
2. Where
3. Which
4. Why

... are you doing?

Working.

... are you going?

Home.

... are we leaving?

Tomorrow.

... are your crying?

I'm sad.

... are you doing?

I'm okay.

...  are you talking to?

My mum. 

What

Where

Why

When

How

Who

Present simple vs continuous

simple = feit, meestal, nooit, altijd, soms etc. 
I walk, he walks, you walk

continuous = nu!
I am walking, he is walking, you are walking

The class ...... (to learn) to use the present continuous right now.

He never ......... (to fail) to amaze me.

Look at that guy! He ...... (to run) so hard!

My mother ________ eggs for breakfast every morning.

1. frys
2. fry
3. fries

End mocktest

Please hand in the mocktest if you are finished.

Studygo!