M3, 5.7 grammatica

5.7 grammatica
Aanwijzend, vragend en wederkerend voornaamwoord.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

5.7 grammatica
Aanwijzend, vragend en wederkerend voornaamwoord.

Slide 1 - Diapositive

Welke woordsoorten ken je zelf nog?

Slide 2 - Carte mentale

Kijk naar de volgende zin. Sleep de woorden naar de juiste woordsoort. Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
hulp- werkwoord
Voorzetsel
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
hoofd- telwoord
zelfstandig werkwoord
rangtelwoord
Hij
heeft
voor
zijn
verjaardagsgeld
een
nieuwe
fiets
gekocht.
rode
met
drie
bellen

Slide 3 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Sleep de woorden naar de juiste woordsoort. Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
hulp- werkwoord
Voorzetsel
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
hoofd- telwoord
zelfstandig werkwoord
rangtelwoord
Op
het
laatste
moment
besloot
hij
sterkere
snelbinders
te kopen.

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
A
Zie
B
je
C
die
D
daar

Slide 5 - Quiz

Wanneer wilde jij welk vak doen?
Wat is het vragend voornaamwoord?
A
Wanneer
B
wilde
C
welk
D
doen

Slide 6 - Quiz

Deze meiden willen graag een mode-opleiding volgen.
A
deze
B
meiden
C
willen
D
een

Slide 7 - Quiz

Hij schaamt zich enorm.
Wat is het wederkerend voornaamwoord?
A
Hij
B
schaamt
C
zich
D
enorm

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn de vier belangrijkste aanwijzend voornaamwoorden?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn de 4 vragend voornaamwoorden?

Slide 14 - Question ouverte

Er zijn ook bijwoorden die je kunt gebruiken om een vraagzin te maken. Welke?

Slide 15 - Question ouverte

Hij past zich makkelijk aan aan de omstandigheden. (WKW)

Slide 16 - Question ouverte

Deze rokjes zijn veel leuker dan die daar! (AWV)

Slide 17 - Question ouverte

Wat voor een type broek vind jij mooi? (VRV)

Slide 18 - Question ouverte

Opdrachten
Paragraaf 5.7, opdracht 1 t/m 7

Slide 19 - Diapositive