Veel plantages lagen in Zuid-Amerika en waren bezit van Europeanen, in het bijzonder van Spanje en Portugal. Rond 1600 nam het aandeel van andere landen toe. Plantageproducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker, waren erg populair in Europa. Maar om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig. Dat vormde een uitdaging, de Europeanen wilde het werk zelf namelijk niet doen en zij vonden de oorspronkelijke bewoners te zwak. Daarbij was het aantal oorspronkelijke bewoners drastisch afgenomen na de komst van de Europeanen, deels uitgemoord, maar voornamelijk doordat ze niet bestand waren tegen de meegebrachte ziektes. Dus waar haal je dan de arbeiders vandaan?