Unité 5: Héros: 3h1

Unité 5: Héros
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Unité 5: Héros

Slide 1 - Tekstslide

HAVO 3

 U5 : Héros
D: Révision verbe connaître
B: Apprendre 4: 
C: Révision: le verbe connaître
E: Apprendre 1-2 overschrijven en Lesson-up afmaken.
A: Wat doen we deze week? Doelen en planning.
Tekst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De vergrotende trap

Slide 4 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • Zet plus voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • = Obélix  est plus grand

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est plus grande

Slide 5 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • De vegrotende trap van goed, lekker is onregelmatig:
  • bon (=goed, lekker) = meilleur =(beter, lekkerder)

  • Le  dessert est meilleur.
  •  Léa est meilleure

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • In vergelijkingen gebruik je plus...que.
  • que betekent dan of als. 

  •  Le lion est plus grand que le chat.
  •  Léa est meilleure que Luc.
  •  Le film est plus intéressant que le livre. 

Slide 7 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • Jules (v.) est aussi gentille que Léa.
  • Jules is net zo (even) aardig als Léa.

  • Jules (v.) est moins gentille que Léa.
  • Jules is minder aardig dan Léa.

Faire

Slide 8 - Tekstslide

Il est plus grand.
A
Hij is groter.
B
Hij is minder groot.
C
D

Slide 9 - Quizvraag

ma robe est (mooier)
A
plus belle
B
la plus belle

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste overtreffende trap:
A
La robe la plus belle
B
la plus belle robe
C
la belle plus robe
D
la robe plus belle

Slide 11 - Quizvraag

plus grand que
aussi grand que
moins grand que
le plus grand
autant d'argent que
de grootste
even groot als
groter dan
minder groot dan
evenveel geld als

Slide 12 - Sleepvraag

Grand => plus grand
riche => plus riche
Bon => ........................
A
plus bon
B
meilleur
C
plus meilleur
D
bestaat niet

Slide 13 - Quizvraag

Stéphane et Léo sont (even groot als) Bernard et Jules.

Slide 14 - Open vraag

Lucie est (even groot) que Tessa

Slide 15 - Open vraag

Fais deux phrases:

Slide 16 - Tekstslide

Bruxelles / Brussel

Slide 17 - Tekstslide

Bruxelles est situé où en Belgique?
A
Au milieu
B
Dans le Nord
C
Dans le Sud
D
Dans l'Est

Slide 18 - Quizvraag

Quelle rivière traverse Bruxelles ?
A
La Seine
B
Le Rhin
C
Le Rhône
D
La Senne

Slide 19 - Quizvraag

De Zenne
La Senne


De zenne stroomt aan beide zijden van het centrum.

Slide 20 - Tekstslide

Ce qui est vrai à propos de Bruxelles?
Bruxelles faisait partie......
A
Des Pays-Bas et de l'Autriche.
B
D'Autriche et de l'Espagne et de la France.
C
De la France et de l'Espagne.
D
Des Pays-Bas, de l'Autriche, de l'Espagne et de la France.

Slide 21 - Quizvraag

Bruxelles: bezienswaardigheden
Les sites touristiques

Slide 22 - Tekstslide

Les sites touristiques
* De Grote markt is een groot plein. 
* Het stadhuis en het Broodhuis. 
* De Koninklijke Muntschouwburg is een theater. Startpunt Belgische Revolutie. 
* Jubelpark is een park met allerlei gebouwen er in. Hier staat een triomfboog. 
*Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedel.
* Het Koninklijk Paleis 

Slide 23 - Tekstslide

Bezienswaardigheden in Bruxelles
Manneken Pis (1619)

Het atomium (1958)
(atomen van een ijzermolecule)

La Grande Place (de Grote Markt)
Stadhuis: aartsengel Michaël en de draak




Slide 24 - Tekstslide

Bezienswaardigheden in Bruxelles
De grote markt: 

Het broodhuis en het stadhuis

Slide 25 - Tekstslide

Bezienswaardigheden in Bruxelles
De koninklijke muntschouwburg

Het Jubelpark

Het koninlijke paleis

Slide 26 - Tekstslide

Lekkernijen: gastronomie
De Brusselse culinaire specialiteiten: 
* chocolade
* pain à la greque
* mosselen
* witloof
* frietjes

Slide 27 - Tekstslide

Excursie Brussel: Do 18 april
Vertrek vanuit school: 8u00
Terugkomst: rond 18u30

Boekje krijg je in de bus; 2 soorten opdrachten
 Seflie ronde met vragen en een vlog per groepje

Slide 28 - Tekstslide

Le vlog: opdracht
Fais un tutoriel: (O/V)
Aide : Unité 3 Apprendre 7
Si tu viens à Bruxelles, tu dois …...
Décrire minimum 5 activités ( par exemple; restaurants, musées, monuments, nourriture, parcs, culture … etc)
Donne ton avis: (O/V)
Aide: Unité 4 Apprendre 7+9 
Si tu viens à Bruxelles, tu …
Donne ton avis sur la visite de Bruxelles avec ton groupe.  J'ai aimé la visite parce que....
Qu’est-ce que tu as aimé ou pas aimé et pourquoi?
Quel conseil est-ce que tu donnes à un ado qui va à Bruxelles?  
Qu’est-ce qui est important quand on vient à Bruxelles ? 
Est-ce que tu as mangé ou bu une spécialité?

Slide 29 - Tekstslide