a1c - komma etc. werkwoordsvormen/ -tijden

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Hoe zat het ook al weer met die leestekens?
- Huiswerk bespreken opdracht: 2, 3 en 4  (blz. 185)

- gebiedende wijs, infinitief
- werkwoordsvormen en werkwoordstijden
- zelf oefeningen maken
                     Proefwerk staat gepland op maandag 14 februari!




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Samengevat:
1. Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
2. Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een komma (staat tussen twee persoonsvormen, voor verbindingswoorden, voor de bijzin).
3. Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.
Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
4. Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, vormt de tweede zin soms een verklaring of reden bij de eerste zin. In dat geval verbind je ze met een dubbele punt
Ik sport drie keer per week: dat is goed voor de conditie.
Lea spreekt vier talen: Nederlands, Engels, Duits en Spaans.
Merel zei:  "Ga je vanavond mee naar de film?" (citaat)

Slide 4 - Tekstslide

Uitwerkingen opdracht 2 blz. 185

Slide 5 - Tekstslide

Uitwerkingen opdracht 3 blz. 185

Slide 6 - Tekstslide

Uitwerkingen opdracht 4 blz. 185

Slide 7 - Tekstslide

Gebiedende wijs!

  • In zinnen met een gebiedende wijs geef
    je een bevel. 
  • In deze zinnen zit geen onderwerp
  • De gebiedende wijs schrijf je als de
    ik-vorm van het werkwoord.  Voorbeeld:

Ruim je kamer op! 

Geef dat boek terug!

Slide 8 - Tekstslide

Gebiedende wijs

Slide 9 - Tekstslide

Infinitief

Slide 10 - Tekstslide

Infinitief
Een infinitief is een werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin. Het hele werkwoord is het infinitief. 

Je herkent een infinitief doordat: 
  • Je de PV al uit de zin hebt gehaald.
  • Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
  • Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.

Slide 11 - Tekstslide

De ‘infinitief’ (inf) is het hele werkwoord.
Ook dit is een vorm die overblijft als je de PV’s (onderstreept) gevonden hebt.

* pv tt (persoonsvorm tegenwoordige tijd) -> Barry start zijn motor.

* pv vt (persoonsvorm verleden tijd) -> Barry startte met veel kabaal zijn motor.

* inf (infinitief) -> Barry probeerde zijn te motor te starten.

Slide 12 - Tekstslide

Nu jullie...
De jongen wil heel hard werken voor een goed cijfer.

PV = 
 het infinitief (hele werkwoord) = 


Slide 13 - Tekstslide

Voltooide en onvoltooide tijd
‘Voltooid’ wil zeggen: het ligt achter je, oftewel het is ge-weest.

Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op ‘–d’ of ‘-t’. Zit de laatste letter van de stam wel in t ex-kofschip, dan eindigt het op -t’; zo niet op -d’:

Voorbeeld:
Infinitief faxen --> voltooid deelwoord: gefaxt
Infinitief mailen --> voltooid deelwoord: gemaild

 

Slide 14 - Tekstslide

Voltooide tijd sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de vorm:

Infinitief lopen --> voltooid deelwoord: gelopen
Infinitief worden--> voltooid deelwoord: geworden 


Slide 15 - Tekstslide

Onvoltooide tijd
‘Onvoltooid’ wil zeggen: het is nog bezig.

Het onvoltooid deelwoord krijg je door het hele werkwoord +d te nemen:

 Voorbeeld:
Infinitief: joelen, juichen, schreeuwen
Onvoltooid deelwoord: joelend, juichend, schreeuwend 
Het onvoltooid deelwoord krijg je door het hele werkwoord +d te nemen:

Slide 16 - Tekstslide

Onvoltooide tijd
‘Onvoltooid’ wil zeggen: het is nog bezig.

Het onvoltooid deelwoord krijg je door het hele werkwoord +d te nemen:

 Voorbeeld:
Infinitief: joelen, juichen, schreeuwen
Onvoltooid deelwoord: joelend, juichend, schreeuwend 
Het onvoltooid deelwoord krijg je door het hele werkwoord +d te nemen:

Slide 17 - Tekstslide

(On)voltooide tijd bijvoeglijk gebruikt
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord en lijkt op een voltooid deelwoord (-ge, -ver, -be voor het woord)

VB: Het schip strandde op de kust. (gewoon verleden tijd)
Het schip is gestrand. (voltooid deelwoord)
Het gestrande schip trekt veel aandacht. (bijvoeglijk gebruikt)

                                         Regel: zo kort mogelijk schrijven. 

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 
voltooid deelwoord                                         -   gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

- Mijn moeder heeft onze auto gewassen.  - Mijn moeder rijdt in de gewassen auto.
- De aardappels zijn aangebrand.                    - De aangebrande aardappels zijn heel vies.
- De toneelspeler is verkleed.                             - De verklede toneelspeler krijgt applaus.

Slide 19 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Gebruik alleen een extra -t- of -d- als je die nodig hebt voor de uitspraak:

voltooid deelwoord                              - gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

- De tomaten zijn verrot.                   -  Ik heb de verrotte tomaten weggegooid.
- Het hert is gered.                               - Het geredde hert vluchtte het bos in.

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoordsvormen; Wat is wat?
  • Infinitief (inf) = hele werkwoord
  • pvtt = (persoonsvorm tegenwoordige tijd) -> rent, rennen
  • pvvt = (persoonsvorm verleden tijd) -> rende, renden
  • vd = (voltooid deelwoord) -> gerend
  • od = (onvoltooid deelwoord) -> rennend
  • vd bv = (voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt)

Slide 21 - Tekstslide

Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
PVTT
ott
Persoonsvorm verleden tijd 
PVVT
ovt
Gebiedende wijs 
GW
Voltooid deelwoord
VD
vtt / vvt
Onvoltooid deelwoord
OD
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
VD BN

Slide 22 - Tekstslide

Je hebt geleerd ...
Wat de verschillende werkwoordsvormen en -tijden zijn, zoals:
... wat een infinitief is.
... wanneer je de infinitief gebruikt.
... gebiedende wijs!

... wat het verschil is tussen een infinitief en de persoonsvorm.
... wat het verschil is tussen een infinitief en een voltooid deelwoord.
... voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Zelf aan de slag...
Maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 186 en 187)
Wat niet af is, is huiswerk voor vrijdag.

Ben je klaar? Dan ga je lekker lezen in je leesboek!

Slide 24 - Tekstslide