Werkwoordspelling behalve pv en vdw

Lesplanning
- 10 min. lezen
- instructie werkwoordsvormen
- huiswerk maken
- terugblik

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
- 10 min. lezen
- instructie werkwoordsvormen
- huiswerk maken
- terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Overzicht

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling lesdoel


Tijdens deze LessonUp komen alle werkwoordsvormen nog een keer aan bod. Je kunt alle werkwoordsvormen benoemen en correct toepassen bij de opdrachten. 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling
- Je herkent de verschillende werkwoordsvormen;
- Je kent de spellingsregels bij deze werkwoordsvormen. 


Aangaande werkwoordspelling wordt nu verwacht dat je alles herkent en alles foutloos kunt spellen. 

Slide 4 - Tekstslide

Hij gelooft niet in een goede afloop.
A
pvtt
B
pvvt
C
od
D
vd

Slide 5 - Quizvraag

Pieter squashte elke week met Kees.
A
pvtt
B
pvvt
C
gw
D
bn

Slide 6 - Quizvraag

Hij werd geconfronteerd met haar tekortkomingen. Wat is de vorm van het tweede werkwoord?
A
od
B
vd
C
gw
D
pvvt

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- infinitief (inf.)
- gebiedende wijs (gw)
- onvoltooid deelwoord (od)
- voltooid deelwoord (vd)
- bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord (bn)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe herken je de werkwoordsvormen?
Alleen de persoonsvormen veranderen wanneer je de zin in een andere tijd zet. 


Slide 9 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Gebiedende wijs is een bevel. Het onderwerp ontbreekt. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam van het werkwoord.

Verwarm de oven voor op 180 graden.
Verdwijn uit mijn ogen!

Slide 10 - Tekstslide

... nog maar eens een oppas op zaterdagavond.
A
Vind
B
Vindt

Slide 11 - Quizvraag

Infinitief
Deze vorm noemen we ook wel de woordenboekvorm. Het is het hele werkwoord. 

Ik wil daar niet aan denken.
Ik hoef daar niet aan te denken
Ik kan daar niet aan denken

Slide 12 - Tekstslide


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vd

Slide 13 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vd

Slide 14 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vd

Slide 15 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurdeBenoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw

Slide 16 - Quizvraag

Onvoltooid deelwoord
Je bent er nog mee bezig, het is nog niet voltooid. 

Zingend fietste ik naar huis. 
Huilend liep het meisje door de gang. 
Hij antwoordde ontkennend op de gestelde vragen. 

Je schrijft het infinitief + d(e).

Slide 17 - Tekstslide

... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn.
A
Terugkijkend
B
Teruggekeken
C
Terugkijkendt
D
Terugkijkent

Slide 18 - Quizvraag


Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?

A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od

Slide 19 - Quizvraag


Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?

A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od

Slide 20 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord van werkwoord
Van een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk, net als bijvoeglijke naamwoorden.

Het pas bestrate trottoir is nog niet toegankelijk. 
Het bezorgde pakketje was voor mijn buurman. 

Slide 21 - Tekstslide