Budgetteren
1 / 15
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe noem je de hoeveelheid geld waarvan je moet rondkomen?
A
inkomsten
B
budget
C
begroting
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noem je een overzicht van de inkomsten en uitgaven?
A
budget
B
begroting
C
NIBUD
Slide 3 - Quizvraag
Als je wil sparen, moet je minder uitgeven dan je budget toelaat.
A
niet waar
B
waar
Slide 4 - Quizvraag
Als je moet bezuinigen, kun je dat het best doen op de uitgaven aan primaire behoeften
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Als je meer gaat verdienen, zullen de uitgaven aan primaire producten in procenten toenemen.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Als je meer gaat verdienen, zullen de uitgaven aan secundaire producten in procenten toenemen
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Hoe kun je in een maand meer uitgeven, dan je inkomen toelaat? Geef twee mogelijkheden
Slide 9 - Open vraag
Op welke uitgaven kan Anne het gemakkelijkst bezuinigen?
Slide 10 - Open vraag
Jullie hebben als voorbereiding een kasboek ingevuld voor de maand februari. Kun jij ergens op bezuinigen?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Link
Tom reserveert per maand €25,- om een nieuwe televisie te kopen. Hij verwacht dat de nieuwe televisie €1200,- gaat kosten. Over hoeveel jaar wil hij de televisie volgens zijn reserveringsplan kopen?
A
4 jaar
B
5 jaar
C
6 jaar
D
7 jaar
Slide 13 - Quizvraag
Twee merken pindakaas worden met elkaar
vergeleken. Welk merk is voordeliger?
vergeleken. Welk merk is voordeliger?
A
merk A
B
merk B
