werkwoorden tegenwoordige tijd

• Taal
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 6

Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden

Wat zijn in de volgende zinnen de werkwoorden?

Op een dag zit supermeester in de klas

1. dag
2. supermeester
3. een
4. zit

Hij geeft les aan kinderen die thuis waren

1. geeft
2. aan
3. kinderen
4. thuis

Supermeester is de liefste meester van de hele wereld.

1. de
2. van
3. is
4. wereld

Midden in de online les hoort hij een dier

1. midden
2. hoort
3. hij
4. dier

Dat dier zit vast in een schoen van een oude opa

1. dier
2. vast
3. zit
4. schoen

Het is een bruine eekhoorn

De schoen van de oude opa stinkt vreselijk erg

WW TT

Zet in de volgende zinnen de werkwoorden in de juiste vorm. Het is allemaal tegenwoordige tijd (tt)

Vragen
Thijs en Eric ......... of ze een snoepje mogen.

Beloven
Donja .......haar vader op tijd thuis te zijn.

Weten
Pierre en Bianca........ overal de weg.

Filmen
De filmmakers........een scène in het bos.

Verzoeken
De kinderen.........om langer buiten te mogen spelen.

Leren
Jij......altijd goed voor je toetsen.

Vegen
Henk en Harry..........de vlekken weg.

Vergroten
...........jij je kleding wel eens?

Sluiten
Wij.........de deuren van de kamer.

Vegen
Zij.........veegt de kruimels van de grond.

Blijken
Ik.........een zusje te krijgen.

Dweilen
Morgen.........ik de tegels in de badkamer.

Schrikken
Waarschijnlijk............we vanmiddag in het sppokhuis.

Kopen
Dennis..........een mooi casdeau.

Verbouwen
Jij...........de woonkamer tot een nieuwe plek.

Kunnen
Doris...............het niet geloven.

Branden
Mijn ouders..........zich geregeld aan het fornuis.

Parkeren
De buschauffeurs............de bussen op een speciale parkeerplaats.

Vegen
Hij..........de vloer schoon.

Zijn
Deze les...........nu klaar! :)