Hoofdstuk 6 herhaling 4 havo

Hoofdstuk warmte en energie
Learnbeat 6.1 t/m 6.3
4 HAVO

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk warmte en energie
Learnbeat 6.1 t/m 6.3
4 HAVO

Slide 1 - Tekstslide

Eerlijk vergelijken
Om te kunnen vergelijken hoe hoog de Mount Everest is ten opzichte van de Alpen, moeten we afspreken wat het nulniveau is. Voor hoogtemetingen is dat: zeeniveau

Slide 2 - Tekstslide

Eerlijk vergelijken
Om te kunnen vergelijken hoeveel energie verschillende stoffen hebben, moeten we afspreken wat het nulniveau is:
de chemische energie van Niet Ontleedbare Stoffen is 0 J per mol

Slide 3 - Tekstslide

vormingsenergie
De energie die vrijkomt bij (of nodig is voor) de vorming van een stof uit de niet-ontleedbare stoffen noem je de vormingsenergie
Deze waarden kun je vinden in Science tabel 9.2 (blz. 125)

Slide 4 - Tekstslide

Bij een endotherme reactie wordt de temperatuur voor en na de reactie gemeten. Voor de reactie is de temperatuur 20°C, wat is de temperatuur na de reactie?
A
Dat is afhankelijk van de soort stof
B
20°C
C
Hoger dan 20°C
D
Lager dan 20°C

Slide 5 - Quizvraag

Bij een bepaalde reactie geldt
ΔE= +15,3 Joule per mol. Wat voor een reactie is dit?
A
Een koelingsreactie
B
Een verbrandingsreactie
C
Een exotherme reactie
D
Een endotherme reactie

Slide 6 - Quizvraag

Vaak worden exotherme reacties in het lab gekoeld met ijswater, waarom?
A
Omdat deze reacties alleen verlopen als het ijskoud is.
B
Om de reactie sneller te laten verlopen.
C
Omdat de opbrengst van de reactie dan hoger wordt.
D
Omdat de temperatuur zo kan oplopen dat een vloeistof gaat koken.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vormingsenergie van waterdamp?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10⁵ J per mol
C
-2,86 x 10⁵ J per mol
D
-1,88 x 10⁵ J per mol

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vormingsenergie van waterstof?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10⁵ J per mol
C
-2,86 x 10⁵ J per mol
D
-1,88 x 10⁵ J per mol

Slide 9 - Quizvraag

Bij een exotherme reactie is het teken van de reactiewarmte...
A
positief
B
negatief
C
positief of negatief
D
dat kun je zo niet zeggen

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor soort reactie is weergegeven in dit energiediagram?
A
een endotherm reactie
B
een exotherme reactie
C
een overgangsreactie
D
een geactiveerde reactie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de ontledingswarmte van stikstofdioxide?
A
0,332.105J
B
+0,332.105J
C
0,816.105J
D
+0,816.105J

Slide 12 - Quizvraag

Hiernaast zie je de diagrammen van twee proeven, waarbij een gas ontstaat.
proef 1: zonder katalysator ( rode lijn)
proef 2: dezelfde proef, maar nu met katalysator (zwarte lijn)
Het volume gas is uitgezet tegen de tijd.
Welk diagram geeft beide proeven juist weer?
A
diagram A (linksboven)
B
diagram B (rechtsboven)
C
diagram C (linksonder)
D
diagram D (rechtsonder)

Slide 13 - Quizvraag

Frank voegt twee gassen samen die met elkaar reageren:
proef 1: bij een constante temperatuur
proef 2: bij dezelfde temperatuur als proef 1, maar in een vat met een groter volume.
Wat is juist?
A
bij proef 2 is het aantal botsingen (per sec) kleiner dan bij proef 1
B
bij proef 2 is het % effectieve botsingen kleiner dan bij proef 1
C
antwoord A en B zijn allebei juist
D
antwoord A en B zijn allebei onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 15 - Quizvraag

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge concentratie
B
Lage concentratie

Slide 16 - Quizvraag

Als je de temperatuur verlaagt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 17 - Quizvraag

Als je de concentratie verhoogt,
wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 18 - Quizvraag

Bij het gebruik van een katalysator komt bij een exotherme reactie meer reactiewarmte vrij, omdat de reactiesnelheid hoger wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Het aantal effectieve botsingen neemt toe als je de .........
A
Concentratie van de beginstoffen vergroot
B
Temperatuur van de beginstoffen verhoogt
C
Verdelingsgraad van de beginstoffen vergroot
D
In alle drie de gevallen

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als je de beginstoffen in een bak met ijswater zet?
A
Reactiesnelheid gaat omhoog
B
Reactiesnelheid blijft gelijk
C
Reactiesnelheid gaat omlaag
D
Reactiesnelheid stopt

Slide 21 - Quizvraag


A
de concentraties nemen toe
B
het samenpersen is te beschouwen als een soort katalysator
C
er ontstaat meer brandstof door het samenpersen
D
de temperatuur stijgt sterk door het samenpersen

Slide 22 - Quizvraag


Als Ina in, een grafiek,  voor elk experiment de hoeveelheid H2 uitzet tegen de tijd, zijn de lijnen aan het begin niet even steil. 
De meest steile lijn hoort bij:
A
proef II
B
proef III
C
proef IV
D
proef V

Slide 23 - Quizvraag


Als Ina in, een grafiek,  voor elk experiment de hoeveelheid H2 uitzet tegen de tijd, zijn de lijnen aan het begin niet even steil. 
De minst steile lijn hoort bij:
A
proef II
B
proef III
C
proef IV
D
proef V

Slide 24 - Quizvraag

de reactiesnelheid van proef II is ten opzichte van proef I
A
4x zo klein
B
2x zo klein
C
even groot
D
4x zo groot

Slide 25 - Quizvraag

Bij een experiment wordt 0,27 mol waterstofperoxide in een afgesloten in een afgesloten maatkolf van 100 ml ontleedt met behulp van natriumjodide. Deze reactie vindt plaats in 60 seconden Bereken de reactiesnelheid in mol/L s.

Slide 26 - Open vraag

Bij een experiment ontstaat 50 mg koolstofdioxide in 2 minuten. De reactie vindt plaats in afgesloten erlenmeyer van 500 ml. Bereken de reactiesnelheid in mol/L s.
molmassa CO2 is 44,010 g/mol

Slide 27 - Open vraag

Energie 
Hoe bereken je de reactie-energie met behulp van de vormingsenergie?

Slide 28 - Tekstslide

dE = Eeind  -  Ebegin 

Slide 29 - Tekstslide

stappenplan
1. noteer de kloppende reactievergelijking
2. noteer onder elke stof de vormingswarmte uit Science tabel 9.2  (blz. 125) en houd rekening met het aantal mol  (bijv 3 H2O = 3x vormings-warmte H2O)
4. Tel de energie van de beginstoffen op (Ebegin) en van de reactieproducten op (Eeind)
5. Bereken dE :  dE =  (Eeind)  - (Ebegin)     Gebruik haakjes!
6. Controleer of je dE nog moet omrekenen naar J per 1 mol

Slide 30 - Tekstslide

Bereken Ebegin en Eeind. Hoe groot is delta E?

Slide 31 - Tekstslide

uitwerking

Slide 32 - Tekstslide

En....klopte jouw antwoord? TIP: Let op de tekens, gebruik haakjes!

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht
Science tabel 9.2 e.v.  (blz. 125-127)

Slide 34 - Tekstslide

Vul hier het antwoord in van de vorige dia. Denk aan de eenheid.

Slide 35 - Open vraag


Bereken de reactie-warmte van deze reactie (in J per mol etheen)

Slide 36 - Open vraag