Schrijven in het Nederlands
1 / 16
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Vul in: ik - mijn en jij - jouw
........ heb een fiets. Het is mijn fiets.
Jij hebt ook een fiets. ............ fiets is groen.
............. fiets is nieuwer dan mijn fiets.
Ik heb ook een zus. Zij is ............ zus.
Ik
mijn
jij
jouw
jouw
mijn
Slide 4 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
schrijf
schrijft
schrijft
schrijven
schrijven
schrijven
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)
Slide 5 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Werkwoord hebben
hebben
hebt
hebben
heeft
heb
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij
Slide 6 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
enkelvoud
meervoud
hand
voeten
stoelen
zus
kerk
schrift
handen
voet
boeken
stoel
Slide 7 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Is de zin enkelvoud of meervoud?
De jongen fietst naar school.
A
enkelvoud (één)
B
meervoud (meer)
Slide 8 - Quizvraag
Antwoord A: enkelvoud (één).
Is de zin enkelvoud of meervoud?
De man springt in het water.
A
enkelvoud (één)
B
meervoud (meer)
Slide 9 - Quizvraag
Antwoord A: enkelvoud (één).
Is de zin enkelvoud of meervoud?
De bloemen staan in een vaas.
A
enkelvoud (één)
B
meervoud (meer)
Slide 10 - Quizvraag
Antwoord B: meervoud (meer).
Is de zin enkelvoud of meervoud?
De bieb sluit om zes uur.
A
enkelvoud (één)
B
meervoud (meer)
Slide 11 - Quizvraag
Antwoord A: enkelvoud.
Het feest.
Is dit enkelvoud of meervoud?
Is dit enkelvoud of meervoud?
A
meervoud
B
enkelvoud
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
