6.5 Energie

6.5 Energie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

6.5 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat energie nooit verloren kan gaan.
  • Je kunt uitleggen dat vermogen van een apparaat te maken heeft met energiegebruik.
  • Je kunt berekenen hoeveel energie een elektrisch apparaat gebruikt.


Slide 2 - Tekstslide

Vermogen
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt, noem je het vermogen van dat apparaat. De eenheid van vermogen is watt (W).

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen

Een apparaat met meer vermogen (meer Watt) is sterker dan een apparaat met minder vermogen. 


Slide 4 - Tekstslide

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim en Jan zeggen beiden dat hun oven zuiniger is. Wie heeft er gelijk?
A
Kim heeft gelijk, 200 W is minder als 300 W.
B
Jan heeft gelijk, meer vermogen is beter verbruik van energie
C
Geen hebben gelijk, energie kan soms verloren gaan in een andere energie soort.

Slide 5 - Quizvraag

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim zegt dat haar oven sterker en beter werkt. Heeft Kim gelijk?
A
Ja, 200W is beter als 300W
B
Nee, Jan heeft een betere oven gezien hij meer vermogen heeft
C
Nee, er gaat nooit energie verloren ze kunnen niks zeggen over de sterkte van de oven

Slide 6 - Quizvraag

Kilowatt
                                 :1000
                    W                              kW
                                 x1000
Je wilt altijd naar kW.

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: Opdracht 76 t/m 80 op bladzijde 96
Hoe: 10 minuten
Hulp: Buurman/vrouw of docent
Tijd: 



Klaar?: Kijk met je buurman/vrouw of jullie dezelfde antwoorden hebben.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Energie
Energie kan nooit verloren gaan! De energie die naar een apparaat gaat wordt vaak omgezet in warmte en in de energievorm van de werking van het apparaat. We meten energie in de eenheid Joule of kWh.

Slide 9 - Tekstslide

Tabel grootheden en eenheden

Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Energie
E
Joule
Kilowattuur
J
kWh
Vermogen
P
Watt
Kilowatt
W
kW
Tijd
t
Seconde
Uur
s
h

Slide 10 - Tekstslide

eenheden energieverbruik

Joule (J) kan ook uitgedrukt worden in kilowattuur (kWh):
1 kWh = 1 kW x 1 h = 1000 W x 3600 s = 3 600 000 J


Slide 11 - Tekstslide

E=Pxt
Deze tv staat 200 h aan. Hoeveel energie is er verbruikt in kWh?

Gegeven:
Gevraagd: 
Formule: 
Berekening:
Antwoord: 

Slide 12 - Tekstslide

Energiekosten =Energie (in kWh) x prijs van één kWh 
Deze tv staat 200 h aan. Wat kost het energieverbruik als 1 kWh 0,25 euro kost. 
Gegeven: 
Gevraagd: 
Formule: 
Berekening: 
 Antwoord: 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de formule om de energiegebruik te berekenen?

Slide 14 - Open vraag

In welke eenheid wil je P hebben?
A
W
B
kW
C
kWh
D
h

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel kW is 430 W?
A
0,43
B
4,3
C
43000
D
430000

Slide 16 - Quizvraag

Een wasmachine verbruikt 5000 W. Je wasprogramma duurt 4h. Bereken de energie in kWh.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord
Gegeven: t= 4h en P= 5000 W: 1000= 5 kWh
Gevraagd: E
Formule: E=pxt
Berekening: E= 4x5
Antwoord: 20 kWh

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel moet je betalen voor de energie die de wasmachine verbruikt als 1 kWh 0,25 euro kost.

Slide 20 - Open vraag

Opdrachten maken
Weektaak
Waar? Bladzijde 214 t/m 219
Wat? Opdracht 54 t/m 67
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide