6.5 Energie

6.5 Energie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

6.5 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat energie verloren kan gaan.
  • Je kunt uitleggen dat vermogen van een apparaat te maken heeft met energiegebruik.
  • Je kunt berekenen hoeveel energie een elektrisch apparaat gebruikt.


Slide 2 - Tekstslide

Vermogen
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt, noem je het vermogen van dat apparaat. De eenheid van vermogen is watt (W).

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen

Een apparaat met meer vermogen (meer Watt) is sterker dan een apparaat met minder vermogen. 


Slide 4 - Tekstslide

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim en Jan zeggen beiden dat hun oven zuiniger is. Wie heeft er gelijk?
A
Kim heeft gelijk, 200 W is minder als 300 W.
B
Jan heeft gelijk, meer vermogen is beter verbruik van energie
C
Geen hebben gelijk, energie kan soms verloren gaan in een andere energie soort.

Slide 5 - Quizvraag

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim zegt dat haar oven sterker en beter werkt. Heeft Kim gelijk?
A
Ja, 200W is beter als 300W
B
Nee, Jan heeft een betere oven gezien hij meer vermogen heeft
C
Nee, er gaat nooit energie verloren ze kunnen niks zeggen over de sterkte van de oven

Slide 6 - Quizvraag

Kilowatt
                                 :1000
                    W                              kW
                                 x1000
Je wilt altijd naar kW.

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: Opdracht 76 t/m 80 op bladzijde 96
Hoe: 10 minuten
Hulp: Buurman/vrouw of docent
Tijd: 



Klaar?: Kijk met je buurman/vrouw of jullie dezelfde antwoorden hebben.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Energie
Energie kan nooit verloren gaan! De energie die naar een apparaat gaat wordt vaak omgezet in warmte en in de energievorm van de werking van het apparaat. We meten energie in de eenheid kWh.

Slide 9 - Tekstslide

Tabel grootheden en eenheden

Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Energie
E
Kilowattuur
kWh
Vermogen
P
Kilowatt
kW
Tijd
t
Uur
h

Slide 10 - Tekstslide

E=Pxt
Deze tv staat 200 h aan. Hoeveel energie is er verbruikt?

Gegeven:
Gevraagd: 
Formule: 
Berekening:
Antwoord: 

Slide 11 - Tekstslide

Energiekosten =Energie x prijs van één kWh 
Deze tv staat 200 h aan. Wat kost het energieverbruik als 1 kWh 0,25 euro kost. 
Gegeven: 
Gevraagd: 
Formule: 
Berekening: 
 Antwoord: 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de formule om de energiegebruik te berekenen?

Slide 13 - Open vraag

In welke eenheid wil je P hebben?
A
W
B
kW
C
kWh
D
h

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel kW is 430 W?
A
0,43
B
4,3
C
43000
D
430000

Slide 15 - Quizvraag

Een wasmachine verbruikt 5000 W. Je wasprogramma duurt 4h. Bereken de energie in kWh.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Antwoord
Gegeven: t= 4h en P= 5000 W: 1000= 5 kWh
Gevraagd: E
Formule: E=pxt
Berekening: E= 4x5
Antwoord: 20 kWh

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel moet je betalen voor de energie die de wasmachine verbruikt als 1 kWh 0,25 euro kost.

Slide 19 - Open vraag

Opdrachten maken
Weektaak:
Waar? Bladzijde 93 t/m 100
Wat? Opdracht 76 t/m 96
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 20 - Tekstslide