Thema 7 les 5 groep 6

Lesdoel
Wij leren wat een directe rede is en hoe je
die opschrijft!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Wij leren wat een directe rede is en hoe je
die opschrijft!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

indirecte rede
  • wordt niet letterlijk gezegd!
  • een komma voor dit of dat

Ik zei, dat ik het jammer vond. 

Slide 3 - Tekstslide

Directe rede
  • precies gezegd zoals het er staat
  • altijd tussen 'aanhalingstekens'
  • vaak een : (begin met een hoofdletter)

Slide 4 - Tekstslide

Welke zin staat in de directe rede?
A
De man vroeg of hij naar huis mocht gaan.
B
Sil zegt: "Ga je mee in het park spelen?"
C
Jelka vertelde dat ze geen bloemkool lustte.
D
Mischa fluisterde dat ze een snoepje wil.

Slide 5 - Quizvraag

Waaraan herken je een zin in de directe rede?
A
Aan de hoofdletter aan het begin van de zin.
B
Aan het vraagteken achteraan in de zin.
C
Aan de aanhalingstekens.
D
Aan het woord "vraagt".

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Hij vroeg of hij me kon helpen.
B
Hij vroeg: "Kan ik u helpen?"
C
De eend zwemt rond de vijver.
D
Hij vroeg waar de bananen liggen.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er in de indirecte rede?
A
De vrouw zei: 'Nooit.'
B
Ik heb gezegd dat ik dat niet zou doen.
C
De leraren zeiden: 'Dat doen we.'
D
De scheikundige zegt: 'Dat klopt helemaal.'

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke zin is de directe rede gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: 'Ik ben ziek.'
D
"Jan zei ik ben ziek"

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat GOED in de directe rede?
A
De uitgever zegt: 'het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen.'
B
De uitgever zegt: 'Het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen.'
C
De uitgever zegt: het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen.
D
De uitgever zegt: 'het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen'.

Slide 11 - Quizvraag

De meneer vroeg hoe laat het was.

Maak hier de directe rede van.

Slide 12 - Open vraag

Maak de directe rede:
hoe moet ik dat doen vraagt sofie

Slide 13 - Open vraag

Schrijf in de directe rede (leestekens):
Mijn vader zegt dat ik naar bed moet.

Slide 14 - Open vraag