4.1 Verwarmen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Starter (1)

Wat heb je nodig:

Rekenmachine, schrift, pen

Wat ga je doen:

Je maakt een volledige berekening van de volgende opgave.

Bereken de warmte energie die een kachel van 2 kW geeft als hij 3 uur aan staat.

Slide 2 - Tekstslide

Starter (2)

Je maakt een volledige berekening.

Reken uit wat het rendement is van een lamp als de lamp 9 W gebruikt en de lichtenergie een vermogen heeft van 5 W. (procent sommetje)

Slide 3 - Tekstslide

Kennenlijst.
  • Wat zijn warmte bronnen
  • Wat is chemische energie en de elektrische energie
  • Berekenen van de energie met het vermogen en de tijd
  • Wat is  warmte
  • Wat is een energie omzetting
  • Hoe maak je een energie-stroomschema

Slide 4 - Tekstslide

Kunnenlijst

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn warmtebronnen
  • Wat is een energie omzetting
  • Hoe maak je een energie-stroomschema
  • Wat is een warmte meter
  • Slide 6 - Tekstslide

    Wat zijn warmtebronnen

    Slide 7 - Tekstslide

    Wat zijn warmtebronnen

    Een warmte bron is iets dat warmte geeft. Denk aan een brander, een kachel, een föhn of een broodrooster. Maar ook de zon is een warmtebron.


    Twee soorten warmtebronnen

    1. Chemische energie wordt omgezet in warmte
    2. Elektrische energie wordt omgezet in warmte


    Slide 8 - Tekstslide

    Wat is chemische energie
    Verbranden van een brandstof.
    1. S teenkool
    2. Bruinkool
    3. Aardgas
    4. Aardolie
    5. Hout
    6. Kaarsvet (waxine)
    7. Papier
    8. ...

    Slide 9 - Tekstslide

    Wat is elektrische energie

    De elektrische energie is de energie die door elektriciteit wordt verzorgd. De energie wordt geleverd door een energiebron. Als we de elektriciteit gebruiken voor warmte spreken we van een warmtebron. Hier volgen vier voorbeelden van energiebronnen.

    • Kookplaat
    • Oven
    • Waterkoker
    • Soldeerapparaat

    Slide 10 - Tekstslide

    Berekenen van de energie

    De elektrische energie geven we aan met het symbool E.

    De eenheid is de Joule (J).


    Om de energie te berekenen heb je twee gegevens nodig.

    Dit zijn het vermogen (P) in Watt (W) en de tijd (t) in seconde (s).

    Slide 11 - Tekstslide

    Berekenen van de energie

    Soms moeten we de gegevens omrekenen. let er op dat je de standaard eenheden gebruikt.


    Pak je schrift en ga de volgende vraag uitrekenen (volledige berekening).

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.


    Slide 12 - Tekstslide

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer het gevraagde:

    Slide 13 - Open vraag

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer de gegevens (in de goede eenheden):

    Slide 14 - Open vraag

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer de formule

    Slide 15 - Open vraag

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer de berekening

    Slide 16 - Open vraag

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer het antwoord

    Slide 17 - Open vraag

    Een waterkoker van 1,5 kW staat 4,5 minuten aan om water te koken. Bereken de energie die gebruikt is.

    Noteer het antwoord in kilo Joule (kJ)

    Slide 18 - Open vraag

    Energie-stroomdiagram

    Slide 19 - Tekstslide

    Vragen over de theorie
    • Pak je telefoon of je laptop.
    • Meld je aan met je eigen naam (geen namen verzinnen) als je met tweeen werkt dan beide namen invullen.
    • Vul de code in.
    • Voor ieder vraag krijg je 10 seconde de tijd (20 voor rekenvragen) dus zit klaar en snel antwoord geven.

    Slide 20 - Tekstslide

    Wat is de eenheid van energie (E)
    A
    Watt (W)
    B
    Joule (J)
    C
    seconde (s)
    D
    Volt (V)

    Slide 21 - Quizvraag

    Een kachel met vermogen 1 kW staat 1 uur aan. Bereken de verbruikte energie in J
    A
    1 J
    B
    3600 J
    C
    1 000 000 J
    D
    3 600 000 J

    Slide 22 - Quizvraag

    Wat is de eenheid van massa
    A
    Newton (N)
    B
    Joule (J)
    C
    kilogram (kg)
    D
    Watt (W)

    Slide 23 - Quizvraag

    Welke energiesoort is opgeslagen in aardgas
    A
    chemische energie
    B
    windenergie
    C
    elektrische energie
    D
    kernenergie

    Slide 24 - Quizvraag

    Maken (of huiswerk als het niet af is)

    Wat moet je doen:

    Lezen paragraaf 4.1

    Invullen kennenlijst deel 1

    Maken opdrachten 1, 2,  3 en 7  uit het boek (blz 142)

    Wat kun je doen:

    Samenvatting of mindmap maken van paragraaf 4.1

    kunnenlijst bestuderen + koppelen aan opodrachten in het boek

    Slide 25 - Tekstslide

    Starter (antwoorden)
    1. E = P.t = 2000 x 10800 = 21 600 000 J (NB tijd in seconde en vermogen in Watt)
    2. 5/9 x 100% = 56 %  (deel : geheel x 100%)

    Slide 26 - Tekstslide

    Slide 27 - Video

    Slide 28 - Video