4-10 2b

Welkom bij de les Nederlands!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de les Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Schaduw van de leeuw. Linda Dielemans.

-Lezen: onderwerp deelonderwerp
Woordenschat:  synoniem, omschrijving, voorbeeld, woordenboek.
-Paragraaf 2: Onderwerp van een tekst.
Oriënterend lezen: titel, afbeeldingen, tussenkopjes, eerste alinea lezen.

-Leer je woordenlijst! 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Personages
Joeni
Uma = stammoeder
Das = jager
Tira = dochter van Das en leerling van de dromer Toek
Toek = dromer
Cram= jongen uit de stam
De leeuwenman = droombeeld? 

Slide 4 - Tekstslide

Flashbacks
Flashback is een techniek die in de literatuur en in de film veelvuldig wordt toegepast. De lezer of kijker wordt tijdens een flashback mee teruggenomen in het verleden. Het zijn vaak korte fragmenten.

Slide 5 - Tekstslide

 Vertelperspectief
-Auctoriale perspectief (alwetende verteller).
-Ik-perspectief. 
-Personaal perspectief. ( personale verteller)

Bij een personaal vertelperspectief is de verteller onzichtbaar. Je hebt als lezer het idee dat het verhaal zichzelf vertelt, omdat het is geschreven in de derde persoon, dus vanuit het hij- of zij-perspectief. Lezers komen alleen te weten komt wat de hoofdpersoon ziet, hoort en denkt. Ze kunnen niet in de hoofden van andere personages kijken.

Welk vertelperspectief gebruikt Linda Dielemans? 

Slide 6 - Tekstslide


We gaan lezen!

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
De regels van drie Marjolein Hof 

-Lezen: onderwerp deelonderwerp
Woordenschat:  synoniem, omschrijving, voorbeeld, woordenboek.
-Paragraaf 2: Onderwerp van een tekst.
Oriënterend lezen: titel, afbeeldingen, tussenkopjes, eerste alinea lezen.

-Leer je woordenlijst! 


Slide 8 - Tekstslide

Woordstrategie
Via een woordstrategie kan je de betekenis van een woord ontdekken. 

De strategie is: Je kijkt of er een synoniem, een omschrijving of een voorbeeld in de tekst staat. Zo ja, dan kan je achter de betekenis van een woord komen. Als je er niet uitkomt, kan je ook een woordenboek gebruiken. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een synoniem? 


Wat is een omschrijving?



Scholier 

Scholier

Een synoniem is een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 

 Nauwkeurig de bijzonderheden van iets aangeven; iets nauwkeurig beschrijven.

leerling (synoniem)

Iemand die naar school gaat.


Slide 10 - Tekstslide

Een synoniem is een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 
Wat is het synoniem van 
1. gooien 
2. spreken
3. vuilnis
4. raam 
5. huis
 6. rotzooi 



Slide 11 - Tekstslide

Een synoniem is een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 
Wat is het synoniem van 
1. gooien 
2. spreken
3. vuilnis
4. raam 
5. huis
6. rotzooi 






1. werpen
2. praten
3. afval
4. venster
5. woning
6. rommel

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld?





Wat is een tegenstelling? 




Iets duidelijk maken, iets toelichten met een beeld.
Een voorbeeld van een kleur is zwart
wit
rood 

Iets wat tegenover elkaar staat. 
zwart-wit



Slide 13 - Tekstslide

Bekend woorddeel
Een deel van een woord is bekend. Daardoor kan je toch de betekenis uit het woord halen. 
on=niet                        onhygiënisch
her=opnieuw             hergebruik 
loos=zonder               bewegingloos, dakloos, draadloos


Slide 14 - Tekstslide

We noemen dat oriënterend lezen. 
 Wat voor soort tekst is dit?
instructie
interview
nieuwsbericht
uitnodiging voor een feest

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

SOMS helpen tussenkopjes je om de deelonderwerpen te vinden.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoorbeeld getallen, hoeveelheden, woorden die schuin gedrukt zijn of woorden die een andere kleur hebben. Deze woorden geven extra informatie. 

Slide 19 - Tekstslide

Waar komt de tekst vandaan? 
Wat is het doel van de tekst? 
Is de tekst betrouwbaar? 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Je ziet hiernaast de witregels en tussenkopjes. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kijk dan eerst of je de betekenis uit de tekst kunt halen. Je hebt hiervoor de volgende manieren geleerd:
Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
Zoek in de tekst naar de betekenis van het onbekende woord.
Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op woorden als: bijvoorbeeld, zoals.
Zoek in de tekst naar een tegenstelling. Bijvoorbeeld: We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt. 
. Bijvoorbeeld: We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt.
Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel.
Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder).












Slide 26 - Tekstslide

Herhaling: lees dit goed door, straks volgen vragen.
Het onderwerp van een tekst: In 1 of een paar woorden zeggen waar de tekst over gaat.
Een deelonderwerp: Het onderwerp van 1  of een paar alinea's.
Een alinea: Een groepje zinnen in een tekst met hetzelfde deelonderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Een tussenkopje: een titel boven een alinea in de tekst.

Slide 27 - Tekstslide

Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide