H4 natuurrampen (D-toets paragraaf 2 tm 4)

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welk begrip hoort er bij?
Vloeibaar gesteente uit de aardmantel dat bij een vulkaanuitbarsting naar buiten komt ?

Welk begrip hoort er bij?
De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.

Welk begrip hoort er bij?
Het bewegen van aardkorstplaten.

Hoe noem je de schaal waarmee de zwaarte van een aardbeving wordt bepaald.

1. Schaal van Beaufort
2. Schaal van Richter
3. Schaal van Mercator
4. Schaal van Scoville

Oceanische korst bestaat vooral uit ..

1. basalt
2. graniet
3. magma
4. zandsteen

Welke uitspraak is juist?

1. Een aardbeving van 5 is vijf keer zo waar als een van 4 op de schaal van richter .
2. Een aardbeving van 5 is tien keer zo waar als een van 4 op de schaal van richter.
3. De schaal van Richter loopt tot 10.
4. De schaal van richter loopt tot 15.

Oceanische korst is vooral zwaarder door:

1. het gewicht van de oceaan.
2. de dikte van de korst
3. het soort gesteente
4. de vissen die er in zwemmen

Hoe snel bewegen platen per jaar gemiddeld?

1. Meters
2. Milimeters
3. Centimeters
4. Kilometers

Welke uitspraak is niet juist?

1. In rijke landen zal de financiële schade van een tsunami kleiner zijn.
2. Mensen (in arme landen) wonen vaak dicht bij een vulkaan van weg de vruchtbare grond .
3. Voor een eruptie kan een vulkaan opzwellen. Dit wordt gemeten met satellieten.
4. Naarmate een hypocentrum dichter bij het aardoppervlakte ligt zal de aardbeving krachtiger zijn.

Koppel de woorden aan de juiste breuklijn. 

Transform

divergent 

Convergent

Geen vulkanisme

Effusief vulkanisme

explosief vulkanisme

Convectiestroming

Aardkern

Subductiezone

Aardmantel

Midoceanische rug

 I In ondiep water worden de golven afgeremd waardoor ze in hoogte toenemen.

 II Het water komt met grote kracht op het strand aan.

 III In diep water kunnen de golven snelheden behalen van 800 km/uur.

 IV Onderzeese aardbeving.

 V De beving veroorzaakt een golf met een lengte van honderden kilometers.

I

II

III

IV

V

De volgende vragen gaan over bovenstaande afbeelding. Bekijk de afbeelding goed 

N=noord, O=oost, Z=zuid, W=West

Aan welke zijde van Japan is de kans op een Tsunami het grootste? Waarom daar?

Op welke plek voor de kust van Japan bevindt zich het diepste punt? Waarom daar?

Leg in eigen woorden uit wat het grondeffect inhoudt.

Waarom hoeven we in Nederland niet bang te zijn voor een tsunami?

Welke vragen vond je moeilijk?
&
Waarover wil je extra uitleg?