Unit 5.4


UNIT 5.4 : Superlatives

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


UNIT 5.4 : Superlatives

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MH1E

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MH1C

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goal

I can explain what a superlative adjective is.

I can compare different things using comparative and superlative adjectives.






What's the point!

When would you need to compare something on holiday?







Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week Taak (huiswerk)
- Rij 1 + 2 + 3 + 4

- Elab

Not Done? Magister + 7th uur Maandag

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparative Adjectives
  • What are they?
They are adjectives.

  • How are they used?
Used to compare differences between 2 people / things / places.


Slide 6 - Tekstslide

- They are adjectives which we use to compare people, places or things.

How do I use them: 
I am taller than you.


Comparative Adjectives
  • How do I make them?
You make a comparative adjective by changing the spelling of the adjective.

  • How do I write a sentence using a comparative adjective?
Subject + [verb to be] + comparative adjective + [person/thing/place].

Slide 7 - Tekstslide

- They are adjectives which we use to compare people, places or things.

How do I use them: 
I am taller than you.


Comparative Adjectives: Examples
Subject + [verb to be] + comparative adjective + than / more + [person/thing/place].

Jimi is taller than Tyler.

English is more interesting than Latin!

Slide 8 - Tekstslide

- They are adjectives which we use to compare people, places or things.

How do I use them: 
I am taller than you.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Superlative Adjectives
  • What are they?
  • When do I use them?
  • How do I use them?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Superlative Adjectives
Task: 
- Put the fruit into groups (oranges / apples / bananas etc)
- Organise the fruit according to size and shape
- Compare the fruit using superlatives:
big              small
round          long
red              taste (sweatest)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 5.4: Superlatives
Wider World
page 62

Task: 3 + 4 + 5

Worksheet Review

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goals?
Did you?

  • I can explain what a comparative adjective is.
  • I can compare different things using comparative adjective.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week planner 
- Elab - Good preparation for the test!

- Unit 5.3 Wider World

- Unit 3 word list

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies