In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkend Nederland
Economie jaar 2
Niveau: havo
Slide 1 - Tekstslide
Je staat op het punt om te beginnen aan de quiz van economie.
Deze quiz bestaat uit 36 vragen.
Je kan in totaal 40 punten verdienen.
Heel veel plezier met de quiz.
Slide 2 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met 'de vraag naar arbeid'
A
Mensen die willen gaan werken
B
Mensen die werk zoeken
C
Alle banen bij de bedrijven en overheid
D
Bedrijven en overheid die mensen zoeken.
Slide 3 - Quizvraag
Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?
A
arbeiders
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt
Slide 4 - Quizvraag
Jan is 33 jaar en is werkloos. Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Jelle is 14 jaar en bezorgt kranten. Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quizvraag
Moos is 15 jaar en is vakkenvuller. Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Het UWV helpt bij het zoeken naar een baan en bij het aanvragen van een uitkering.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
De werkloosheid ontstaat als er meer arbeidskrachten zijn dan arbeidsplaatsen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.
Slide 10 - Quizvraag
Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod.
B
vraag.
Slide 11 - Quizvraag
Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen.
B
werknemers.
C
werkzoekenden.
D
werklozen.
Slide 12 - Quizvraag
Doordat er steeds minder vraag is naar producten neemt het aantal banen af. Hoe noem je de werkloosheid die veroorzaakt wordt door een afnemende vraag naar producten?
A
conjuncturele werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 13 - Quizvraag
Tekst 1
Slide 14 - Tekstslide
Lees tekst 1. Welke vorm van werkloosheid ontstond doordat consumenten minder geld uitgaven bij V&D tijdens de economische crisis?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
Slide 15 - Quizvraag
Een werkloze die niet meer wil werken, moet zich inschrijven bij het UWV.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Een werkloze die ingeschreven staat bij het UWV hoort bij de geregistreerde werklozen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Een taak van het UWV is sollicitatiebrieven schrijven voor werklozen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Door de opening van nieuwe winkels kregen veel werkzoekenden weer een betaalde baan. Voor sommige mensen is het ontvangen van loon niet de enige reden om te werken. Noem behalve loon een andere reden voor mensen om te werken.
Slide 19 - Open vraag
De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid is er sprake van werkloosheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Structurele werkloosheid ontstaat als bedrijven arbeid vervangen door machines.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Boekhouder
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk
Slide 23 - Quizvraag
Vakkenvuller
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk
Slide 24 - Quizvraag
Verpleegkundige
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk
Slide 25 - Quizvraag
Vrachtwagenchauffeur
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk
Slide 26 - Quizvraag
Inpakker
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk
Slide 27 - Quizvraag
Frits is eigenaar van een snackbar en leest het krantenstukje over de nieuwe frietautomaat. Hij overweegt een personeelslid te vervangen door zo’n frietautomaat.
Hoe wordt het vervangen van arbeid door deze computergestuurde frietautomaat genoemd?
A
arbeidsproductiviteit
B
arbeidsverdeling
C
automatisering
Slide 28 - Quizvraag
De supermarktvestiging waar Yasmine werkt moet sluiten. Annie, een collega van Yasmine, is 63 jaar. Annie schrijft zich na haar ontslag niet in bij het UWV-werkbedrijf. Zij denkt dat ze na haar ontslag toch geen kans meer op een baan heeft. Welke vorm van werkloosheid zal van toepassing zijn op Annie?
A
geregistreerde werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
verborgen werkloosheid
Slide 29 - Quizvraag
Geregistreerde
Verborgen
Tijdelijk
Langdurig
Frictiewerkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Regionale
Slide 30 - Sleepvraag
een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 31 - Quizvraag
Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 32 - Quizvraag
Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.
Slide 33 - Quizvraag
Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 34 - Quizvraag
Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quizvraag
Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.