Stijlfiguren oefenen

Stijlfiguren oefenen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Mijn broer en zus maakten de hele tijd ruzie, maar nu is het gelukkig weer pais en vree.
A
tautologie
B
pleonasme
C
antithese
D
paradox

Slide 2 - Quizvraag

Voor het feest hebben we bier, wijn, garnalen en ijstaart nodig.
A
enumeratie
B
anticlimax
C
climax
D
zelfcorrectie

Slide 3 - Quizvraag

Eerst liep hij rustig door de straat, daarna begon hij te rennen en uiteindelijk vloog hij het huis binnen.
A
enumeratie
B
climax
C
anticlimax
D
zelfcorrectie

Slide 4 - Quizvraag

De witte schimmel huppelde door de wei.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 5 - Quizvraag

Hij schreeuwde haar naam, vertelde haar de waarheid, fluisterde lieve woordjes, dacht alleen aan haar.
A
hyperbool
B
understatement
C
climax
D
anticlimax

Slide 6 - Quizvraag

Je kunt me vast en zeker wel vertellen hoe laat het feest begint.
A
retorische vraag
B
ironie
C
tautologie
D
pleonasme

Slide 7 - Quizvraag

Ik ben helaas gedwongen u dit te moeten mededelen. Hij zegt dat we op het mooiste plekje van Nederland wonen.

A
tautologie
B
pleonasme
C
parallellisme
D
woordspeling

Slide 8 - Quizvraag

We zitten al een eeuwigheid op je te wachten.
A
understatement
B
hyperbool
C
ironie
D
climax

Slide 9 - Quizvraag

Je wilt later toch goed geld verdienen?
A
ironie
B
paradox
C
retorische vraag
D
pleonasme

Slide 10 - Quizvraag

Hij is altijd en eeuwig te laat.
A
hyperbool
B
tautologie
C
pleoname
D
climax

Slide 11 - Quizvraag

Die roze frambozen zien er heerlijk uit.
A
pleonasme
B
tautologie
C
understatement
D
hyperbool

Slide 12 - Quizvraag

Kun je nu echt geen seconde stilzitten?
A
understatement
B
eufemisme
C
hyperbool
D
retorische vraag

Slide 13 - Quizvraag

Wil je ziek worden?
A
retorische vraag
B
ironie
C
paradox
D
zelfcorrectie

Slide 14 - Quizvraag

Nu is het nog droog, maar straks krijgen we beslist regen.
A
paradox
B
antithese
C
zelfcorrectie
D
understatement

Slide 15 - Quizvraag