8.2 en 8.3 De europese unie (Leerjaar 3)

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vrij verkeer van goederen en diensten
Vrij verkeer van personen
Vrij verkeer van kapitaal
Je gaat in België op vakantie
Je gaat in Duitsland werken
Je spaart je geld bij een bank in Spanje
Je importeert wijn uit Frankrijk

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

In de gehele europese unie kun je met de euro betalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 8 - Quizvraag

Mensen uit andere EU-landen moeten een speciale vergunning aanvragen om hier te komen werken.
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quizvraag

Als EU-inwoner mag je dankzij ..................... vrij reizen, werken, wonen of studeren naar en in andere EU-landen
A
Vrijhandel
B
Vrij Verkeer van Personen
C
Vergunningsaanvragen
D
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Doel ECB: inflatie van ongeveer 2% per jaar!
Een normale (lage) inflatie (kleiner dan 2 procent) wordt gezien als gunstig voor de economie: het spoort de consument aan goederen te kopen want uitstel betekent dat men meer moet betalen voor hetzelfde product. Het maakt ook lenen interessant want inflatie knabbelt aan de rente die je op de lening moet betalen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is inflatie?
A
Stijging van de koopkracht
B
Algemene daling van de prijzen
C
Algemene stijging van de prijzen
D
Daling van de koopkracht

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de EMU
A
Europese Militaire Unie
B
Euro Munt Unie
C
Europese Munt Unie
D
Europese Monetaire Unie

Slide 17 - Quizvraag

De landen die met de euro betalen vormen samen de EMU. Ook is er een centrale bank, namelijk de ECB. De ECB heeft als doel onder andere prijsstabiliteit. De inflatie moet niet te hoog of te laag zijn. Waarom is prijsstabiliteit belangrijk voor consumenten in de EU?
A
Een hoge inflatie leidt tot hogere besparingen
B
Een hoge inflatie leidt tot hoge investeringen
C
Een hoge inflatie leidt tot koopkrachtverlies
D
Een hoge inflatie leidt tot loonverlies

Slide 18 - Quizvraag

De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?
A
Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
B
Veilig houden van spaartegoeden
C
Een hoge koers van de euro
D
Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen taak van de ECB?
A
Geld uitlenen aan de eurolanden
B
omwisselen van vreemde valuta
C
eurobankbiljetten in omloop brengen
D
de inflatie bewaken

Slide 21 - Quizvraag

'Als de ECB de rente voor de banken verhoogt, gaat ook de rente voor consumenten omhoog. die gaan dan 

                             lenen en

sparen. Ze geven dan 

                            geld uit, zodat er 

vraag is naar goederen en diensten. Daardoor zullen de prijzen

                           stijgen, zodat er ook         
                               
 inflatie is.

Opdracht 18
Vul de zinnen aan. Kies uit: meer-minder.
timer
2:00
meer
meer
meer
meer
meer
meer
minder
minder
minder
minder
minder
minder

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf op! Wisselkoers
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
  • De euro wordt meer waard.
  • Je krijgt voor een euro meer dollars.

Slide 28 - Tekstslide

Schrijf op! Wisselkoers
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
  • De import uit Amerika wordt goedkoper.
  • De export naar Amerika wordt duurder.

Slide 29 - Tekstslide

Schrijf op! Wisselkoers
De wisselkoers van de euro daalt ten opzichte van de dollar.
  • De euro wordt minder waard.
  • Je krijgt voor een euro minder dollars.

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf op! Wisselkoers
De wisselkoers van de euro daalt ten opzichte van de dollar.
  • De import uit Amerika wordt duurder.
  • De export naar Amerika wordt goedkoper.

Slide 31 - Tekstslide

wisselkoers € stijgt


producten eurozone
duurder


minder export
meer import


wisselkoers € daalt


producten eurozone
goedkoper


meer export
minder import


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

De hoogte van de wisselkoers van de euro wordt bepaald door:
A
de EU
B
de Europese Centrale Bank
C
vraag en aanbod van de valuta

Slide 34 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 35 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro daalt,
is het voor ons .... om te importeren.
A
goedkoper
B
duurder

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Wat is geen vorm van protectionisme?
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
importsubsidie

Slide 43 - Quizvraag

Wat is het gevolg van protectionisme voor de import?
A
Import stijgt
B
Import daalt

Slide 44 - Quizvraag

Wat is het doel van protectionisme?
A
Werkgelegenheid eigen land beschermen
B
Opkomen voor arme boeren in het buitenland
C
Vrije wereldhandel stimuleren
D
Prijsstabiliteit

Slide 45 - Quizvraag

Wat houdt protectionisme in?
A
Stimuleren van handel met andere landen
B
Het vasthouden van eigen bedrijven
C
Beschermen van de eigen handelsmarkt
D
Beleid om MNO's het land in te halen

Slide 46 - Quizvraag