Quiz internationale ontwikkelingen

QUIZ
INTERNATIONALE ONTWIKKELINGEN
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

QUIZ
INTERNATIONALE ONTWIKKELINGEN

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het percentage van ons nationaal inkomen dat we verdienen met export?
A
importquote
B
open economie
C
contigentering
D
exportquote

Slide 2 - Quizvraag

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer.
B
invoer.
C
wederuitvoer.
D
uitvoer.

Slide 3 - Quizvraag

Welke producten zie je vaak terug in een monocultuur?
A
auto, bloemen, cacao
B
cacao, bloemen, olie
C
koffie, olie, cacao
D
olie, auto, koffie

Slide 4 - Quizvraag

Een land dat veel in- en uitvoert in verhouding tot het nationaal inkomen, noem je ook wel …
A
een gesloten economie.
B
een open economie.

Slide 5 - Quizvraag

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 6 - Quizvraag

Hulp die het ene land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland, noem je ook wel?
A
gebonden hulp
B
bilaterale hulp
C
noodhulp
D
structurele hulp

Slide 7 - Quizvraag

Nederland heeft in vergelijking met andere landen een open economie omdat, …
A
wij alle benodigde producten zelf kunnen maken.
B
het voor Nederland lastig is te handelen met het buitenland.
C
wij veel producten niet zelf kunnen maken.

Slide 8 - Quizvraag

Twee andere woorden voor het begrip protectiemaatregel zijn:
A
handelsbarrière en importheffing.
B
importquota en handelsbelemmering.
C
handelsbarrière en contingentering.
D
handelsbarrière en handelsbelemmering.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NL heeft een goed onderwijssysteem.
B
NL heeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 10 - Quizvraag


Een gesloten economie heeft een …
A
hoge importquote en lage exportquote.
B
een lage importquote en hoge exportquote.
C
een hoge exportquote en hoge importquote.
D
een lage importquote en lage exportquote.

Slide 11 - Quizvraag

Portugal heeft een nationaal inkomen van
€ 2.007,5 miljard en 55 miljoen inwoners.
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking.
A
€ 365.000
B
€ 3.650
C
€ 36.500

Slide 12 - Quizvraag

Als je naar Disneyland Parijs gaat,
is dat:
A
importeren.
B
exporteren.
C
wederuitvoer.
D
globalisering.

Slide 13 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling ontstaat door …
A
internationale concurrentie.
B
protectionisme.
C
nationale concurrentie.
D
vrijhandel.

Slide 14 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro daalt,
dan wordt onze internationale concurrentiepositie ...
A
slechter.
B
beter.
C
niet beïnvloed.

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is een goede internationale
concurrentiepositie goed voor de welvaart van Nederland?
A
minder verkoop - minder opbrengst - minder mensen aan het werk
B
meer verkoop - meer winst - minder goed voor de welvaart
C
meer verkoop - meer winst - meer mensen aan het werk
D
minder verkoop - meer winst - meer mensen aan het werk

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het gevolg van protectionisme voor de import?
A
import stijgt
B
import daalt

Slide 17 - Quizvraag

In Europa hebben we geen vrij verkeer van …
A
personen.
B
kapitaal.
C
goederen/diensten.
D
belasting.

Slide 18 - Quizvraag

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

A
import
B
export

Slide 19 - Quizvraag

Internationale handel is …
A
importeren.
B
exporteren.
C
doorvoeren.
D
alle onder a, b en c genoemde dingen.

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke landen is er sprake van vrijhandel in Europa?
A
alle landen in Europa
B
alle landen in Europa die lid zijn van de EU

Slide 21 - Quizvraag