oefentoets leerjaar 2, dltk 6

Oefentoets drama lj 2, dltk 6
Je krijgt zo een oefentoets. Deze ziet er ongeveer hetzelfde uit als de echte toets, maar dan met andere fragmenten en andere vragen. Als je deze toets goed weet te maken, weet je dat je goed bent voorbereid op de echte toets.

Deze toets is aanzienlijk korter dan de echte toets, de echte toets bevat meer vragen.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets drama lj 2, dltk 6
Je krijgt zo een oefentoets. Deze ziet er ongeveer hetzelfde uit als de echte toets, maar dan met andere fragmenten en andere vragen. Als je deze toets goed weet te maken, weet je dat je goed bent voorbereid op de echte toets.

Deze toets is aanzienlijk korter dan de echte toets, de echte toets bevat meer vragen.

Slide 1 - Tekstslide

Instructies
Voor ieder filmfragment zie je een slide met informatie over dit fragment en de vragen die je gaat krijgen.
Kijk het fragment rustig en vul de vragen in.
Zorg ervoor dat je volledig bent in je antwoorden.

Je kunt terug naar de vorige vraag, mocht dat nodig zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Filmfragment Mister Bean "The Exam"
Je ziet hier een scène uit Mr Bean. Hier komen 6 vragen over:

- Wat is volgens jou de denktekst op dit moment van Mr. Bean?
- Omschrijf het motorisch moment van deze scène?
- Wat zijn de twee duidelijkst zichtbare emoties waartussen Mr. Bean, tijdens deze scene, schakelt? 
- Beschrijf het gebruik van zijn mimiek in één van de twee emoties?
- Wat doet hij om het spieken mogelijk te maken?
- Wat is het motorische moment?



Slide 3 - Tekstslide

6

Slide 4 - Video

00:00
Videovraag
Je gaat zo naar een reclame van verzekeringsmaatschappij Achmea kijken. 
Je krijgt hier 1 vraag over:
1) Wat is het motorisch moment in deze scène? Beschrijf wat er gebeurt.

Slide 5 - Tekstslide

00:46
Wat is het motorisch moment in deze scène? Beschrijf wat er gebeurt.

Slide 6 - Open vraag

4

Slide 7 - Video

00:00
Videovraag
Je gaat zo kijken naar een scène van "De vloer op JR".
 Je krijgt hier 3 vragen over:
1) Beschrijf de Wie en de Waar van deze scène.
2) Beschrijf de Wat en de Waarom van deze scène.
3) Wat is de climax van deze scène?
Beschrijf wat er op dat moment gebeurt.

Slide 8 - Tekstslide

02:22
Beschrijf de Wie en de Waar van deze scène.

Slide 9 - Open vraag

02:57
Beschrijf de Wat en de Waarom van deze scène.

Slide 10 - Open vraag

06:11
Wat is de climax van deze scène?
Beschrijf wat er op dat moment gebeurt.

Slide 11 - Open vraag

Sleep de woorden naar de juiste plek op de spanningsboog
climax

Motorisch moment
Ontwikkeling
Afloop
Expositie

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de juiste plek in het schema
Spelgegevens
- Decor
- Kostuum
- Grime en hairstyling
-  Attributen / rekwisieten
- Licht
- Geluid
- Muziek 

De 5 w's

Theatrale middelen
De 7 vormgevingsmiddelen
- Mise-en-scène
- plaatsing van vormgeving

Enscenering

Slide 13 - Sleepvraag

Over deze foto komt straks een vraag

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijf de mise-en-scène van deze foto

Slide 15 - Open vraag

00:50
Wat is volgens jouw de denktekst van Mr. Bean op dit moment?

Slide 16 - Open vraag

01:58
Wat zijn de twee duidelijkst zichtbare emoties waartussen hij schakelt?
A
Verdriet en Blijdschap
B
Boos en Angst
C
Angst en Blijdschap
D
Blijdschap en Boosheid

Slide 17 - Quizvraag

01:58
Wat is het motorisch moment?

Slide 18 - Open vraag

Sleep de woorden naar de juiste plek
Kostuum
Attribuut
Decor

Slide 19 - Sleepvraag

Over deze foto komt straks een vraag

Slide 20 - Tekstslide

Beschrijf de beweging in deze foto

Slide 21 - Open vraag

Wat is een monoloog?
A
Een solo
B
Een regie aanwijzing in het script
C
Tekst die wordt uitgesproken door 2 mensen
D
Een tekst voor 1 persoon

Slide 22 - Quizvraag

Wat doe je als je de 4de wand doorbreekt?

Slide 23 - Open vraag

Wat is de functie van het doorbreken van de 4de wand?

Slide 24 - Open vraag

2

Slide 25 - Video

01:58
Op welk moment is zijn gevoel van euforie (trotse blijdschap) het grootste?

Slide 26 - Open vraag

01:58
Wat voor een handelingen gebruikt hij om te kunnen spieken?

Slide 27 - Open vraag

01:58
- Beschrijf het gebruik van zijn mimiek en fysieke spel in één van de twee emoties?

Slide 28 - Open vraag

Wat is absurdisme?

Slide 29 - Open vraag

Geef de drie vervreemdingstechnieken bij absurdisme en geef er een voorbeeld bij.

Slide 30 - Open vraag