Theorie week 35 tm 38

Herhaling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Begin van de zin
Vandaag beginnen we eindelijk met de lessen.

Uitzonderingen
's Avonds loop ik met de hond door het Maximapark.
172 leerlingen hebben de enquête ingevuld.
% betekent procent.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Bij namen
Henk de Vries vroeg aan mevrouw Van Dam of ze wat wilde gaan drinken bij familie Van der Zanten.


Henk de Vries --> met voornaam dan geen hoofdletter bij voorzetsel
mevrouw Van Dam --> zonder voornaam dan een hoofdletter bij het voorzetsel/lidwoord
 familie Van der Zanten --> hoofdletter bij het eerste voorzetsel/lidwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan
Langs het Noord-Brabantse Heusden stroomt de Maas.

  • Namen van merken, bedrijven en feestdagen 
Met Kerst draag ik altijd mijn onesie van Louis Vuitton.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
Woorden-waarvan-veel-mensen-denken-dat-je-ze-met-een-hoofdletter-schrijft-maar-waar-het-dus-niet-het-geval-is-categorie:

  • Dagen, maanden en seizoenen (maandag, herfst, januari)
  • Windstreken (noord, westen, zuidelijk)
  • Religies (christenen, islam, hindoeïsme)

Slide 5 - Tekstslide

Komma's

Slide 6 - Tekstslide

Komma's
  • Tussen delen van een opsomming
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor voegwoorden (want, zodat, maar etc.)

Kees, je moet nog afwassen, strijken, koken en poetsen.
Ik moet nu naar huis, want ik moet zo eten.

Slide 7 - Tekstslide

Andere leestekens
: - opsomming, citaat of nadere uitleg
- - afbreekstreepje, koppelteken of weglatingsstreepje
! - uitroep of bevel
'...' of "..." - citaten of een speciale betekenis

Ik heb gisteren heel veel gedaan: mijn kleding- en schoenenkast uitgezocht, oude kleding weggegooid en mijn kamer opgeruimd.
"Wat een heerlijke dag!", zei Jeffrey.

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaat hier fout?

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen
  • Woorden die één ding of begrip vormen schrijf je aan elkaar

Platte grond
is niet hetzelfde als een plattegrond.
'Er is een weeralarm' is wat anders dan 'er is weer alarm'.

In sommige gevallen maakt het verkeerd schrijven van een samenstelling echt wel verschil...

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Tussenklanken (-en)
Je schrijft een tussen -en als:
  • Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is én een meervoud heeft op -en

Boek + kast= boekenkast (boek is een zelfst. nw. en meervoud op -en)

Slide 16 - Tekstslide

Tussenklanken (-e)
Je schrijft een tussen -als het eerste deel:
  • Geen zelfstandig naamwoord is
  • Een meervoud heeft op -s of een dubbel meervoud heeft
  • Geen meervoud heeft
  • Uniek is

Slide 17 - Tekstslide

Tussenklanken (-e)
  • Geen zelfstandig naamwoord is
  • Een meervoud heeft op -s of een dubbel meervoud heeft
  • Geen meervoud heeft
  • Uniek is
Zon + straal = zonnestraal (zon is uniek)
Gedachte + gang = gedachtegang (meervoud op s)
Steek + blind = stekeblind (steek is geen zelfst. nw.)

Slide 18 - Tekstslide

Tussenklanken (-s)
Je schrijft een tussen s als je een tussen -s hoort.

Landing + baan = landingsbaan
Station + gebouw = stationsgebouw

Als je twijfelt kan je het tweede deel vervangen voor een ander woord. Landing + gestel = landingsgestel.

Slide 19 - Tekstslide

Koppelteken
Sommige woorden hebben een koppelteken nodig
  • Aardrijkskundige namen: Noord-Holland, Nieuw-Zeeland
  • Als klinkers botsen: diploma-uitreiking (diplomauitreiking)
  • Na afkortingen en tekens: vmbo-docent, &-teken
  • Na bepaalde voorzetsels: oud-leerling, interim-directeur

Slide 20 - Tekstslide

Instructie
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Maar wat was dat ook alweer...
Een zelfstandig naamwoord is een mens/dier/plant/ding of naam.
Je kan er een bijvoeglijk naamwoord of lidwoord voor zetten.

Slide 21 - Tekstslide

Instructie
De oude man reed in zijn kleine autootje naar het zonnige Frankrijk.

Zelfstandige naamwoorden: man, autootje en Frankrijk
Oude zegt iets over man / kleine over autootje / zonnige over Frankrijk

Slide 22 - Tekstslide

Het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
  • De verbogen vorm meestal alleen met een -e: 
Blauw --> De blauwe lucht.
Vierkant --> Het vierkante spel.

  • De onverbogen vorm zonder -e
De lucht is blauw.
Het spel is vierkant.

Slide 23 - Tekstslide

Het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
  • Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan waarvan iets gemaakt is. De meeste eindigen op -en
IJzer --> Het ijzeren kruis.
Hout --> Het houten schip.
  • Enige uitzondering: woorden uit het Engels en nieuwe stoffen'
 Plastic --> Een plastic hoesje.

Slide 24 - Tekstslide

Andere bijvoeglijke naamwoorden
Van een (on)voltooid deelwoord kan je ook een bijvoeglijk naamwoord maken. Je schrijft het dan zo kort mogelijk op
  • Het geslaagde feest liep uit op een slaande ruzie
  • Het verkochte paard liep langs de verbrede weg.

Slide 25 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Stellende trap                  - oud         - vriendelijk
Vergrotende trap           - ouder     - vriendelijker
Overtreffende trap        - oudst     - vriendelijkst


Slide 26 - Tekstslide