Paragraaf 3.3: Hoe is het geregeld?

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 3.3: Hoe is het geregeld?

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je dat deze paragraaf over gaat?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
In deze les leer je:
    • Wat een cao is en wat erin geregeld is.
    • Het verschil tussen brutoloon en nettoloon en hoe je dat berekent.
    • Wat het minimumloon/ minimumjeugdloon is en hoe dit in de wet geregeld is.
    • Wat in de Arbowet geregeld wordt.
    • Welke regels er in de Arbeidstijdenwet staan.



    Slide 4 - Tekstslide

    CAO
    CAO = Collectieve ArbeidsOvereenkomst

    In een CAO staan de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen in een bepaalde bedrijfstak.

    Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige bedrijven, bijvoorbeeld de bouw, de detailhandel (winkelbedrijven) of de gezondheidszorg.

    Slide 5 - Tekstslide

    Bedrijfstakken

    Slide 6 - Woordweb

    Welke uitspraak over de CAO is juist?
    A
    Alleen werknemers bepalen de inhoud van de CAO.
    B
    Een werknemer hoeft zich niet aan de CAO te houden.
    C
    In de CAO staan de afspraken over arbeidsvoorwaarden binnen een bedrijfstak.
    D
    In de CAO staat welke bedrijfstakken er zijn in Nederland.

    Slide 7 - Quizvraag

    Bruto- en nettoloon
    In je arbeidsovereenkomst staat hoeveel je brutoloon is. Dit is het loon dat je werkgever met jou afgesproken heeft.
     
    Van het brutoloon moet de werkgever loonbelasting en sociale premies aan de overheid betalen. Dit zijn de inhoudingen.

    Wat overblijft, ontvang je op je bankrekening. Dat is je nettoloon.

    Slide 8 - Tekstslide

    Waarvoor gebruikt de overheid de inhoudingen?

    Slide 9 - Open vraag

    Nettoloon berekenen
    Brutoloon – Inhoudingen = Nettoloon

    Voorbeeld
    Je brutoloon is € 1 830. Daarvan wordt € 160 aan loonbelasting ingehouden en € 89 aan sociale premies. 

    Bereken je nettoloon
    € 1 830 - € 160 - € 89 = € 1 581

    Slide 10 - Tekstslide

    Welke formule gebruik je als je het nettoloon wilt berekenen?
    A
    Brutoloon – Inhoudingen = Nettoloon
    B
    Inhoudingen + Nettoloon= Brutoloon
    C
    Inhoudingen - Brutoloon = Nettoloon
    D
    Nettoloon - Brutoloon = Inhoudingen

    Slide 11 - Quizvraag

    Minimum loon
    Als werknemer van 21 jaar en ouder heb je recht op het wettelijk minimumloon. Dat is het bedrag dat je minstens moet verdienen met een voltijdbaan.

    Als je tussen de 15 en 21 jaar bent, geldt het minimumjeugdloon. Bij elke leeftijd is dat een percentage van het minimumloon.

    Slide 12 - Tekstslide

    Vanaf welke leeftijd heb je recht op het minimumjeugdloon?
    A
    Vanaf 15 jaar
    B
    Vanaf 16 jaar
    C
    Vanaf 18 jaar
    D
    Vanaf 21 jaar

    Slide 13 - Quizvraag

    Vanaf welke leeftijd heb je recht op het minimumloon?
    A
    Vanaf 15 jaar
    B
    Vanaf 16 jaar
    C
    Vanaf 18 jaar
    D
    Vanaf 21 jaar

    Slide 14 - Quizvraag

    Arbeidstijdenwet
    Werknemers worden beschermd door wetten.

    De Arbeidstijdenwet geeft regels voor werk- en rusttijden. 

    Voor jongeren gelden aparte regels.


    Slide 15 - Tekstslide

    Noem een regel voor jongeren die in de arbeidstijdenwet geschreven staat.

    Slide 16 - Open vraag

    Arbowet
    Arbo = arbeidsomstandigheden

    In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. 

    In de bouw moet je bijvoorbeeld veiligheidsschoenen en een helm dragen. 

    Een ander voorbeeld: beeldschermen op kantoor moeten goed zijn afgesteld.


    Slide 17 - Tekstslide

    Noem nog een regel die in de arbowet geschreven staat.

    Slide 18 - Open vraag

    Kader
    De leerlingen met Kaderniveau maken ook de volgende opdrachten. 

    Slide 19 - Tekstslide

    Bereken je uurloon
    • Vaak weet je het brutoloon per maand. 
    • In een maand zitten meestal meer dan 4 weken. 
    • Daarom moet je eerst je jaarloon uitrekenen door je maandloon met 12 te vermenigvuldigen (er zitten 12 maanden in een jaar). 
    • Daarna bereken je je weekloon door je jaarloon door 52 te delen (er zitten 52 weken in een jaar). 
    • Tot slot deel je je weekloon door je gewerkte uren per week om je uurloon te berekenen.


    Slide 20 - Tekstslide

    Voorbeeld: je brutoloon per maand is €1000. Hoeveel is dat per jaar?

    Slide 21 - Open vraag

    Voorbeeld: je brutoloon per jaar is €12000. Hoeveel is dat per week?

    Slide 22 - Open vraag

    Wat moet je nu nog doen om je uurloon te berekenen?

    Slide 23 - Open vraag

    Leerdoelen
    In deze les leer je:
      • Wat een cao is en wat erin geregeld is.
      • Het verschil tussen brutoloon en nettoloon en hoe je dat berekent.
      • Wat het minimumloon/ minimumjeugdloon is en hoe dit in de wet geregeld is.
      • Wat in de Arbowet geregeld wordt.
      • Welke regels er in de Arbeidstijdenwet staan.



      Slide 24 - Tekstslide

      Wat heb jij vandaag geleerd? Schrijf zo veel mogelijk dingen op!

      Slide 25 - Open vraag

      Wat vond je lastig? Schrijf dit onderwerp op! Dan gaan we het hier de volgende les nog even over hebben!

      Slide 26 - Open vraag

      Aan de slag!
      - Maak nu paragraaf 3.3 in het werkboek op blz. 106 t/m 110 (Kader  maakt ook blz. 111)
      - Maak foto's van je gemaakte werk en lever dit in via classroom

      Klaar => maak een keuze
      - Herhalingsopdrachten (paragraaf 3.3 op blz. 128) 
      - Plusopdrachten (paragraaf 3.3 op blz. 131) 



      Slide 27 - Tekstslide

      Slide 28 - Link