Les 2 - uitleg kww en nwg

Vandaag 8 januari
  • Introductie opdracht
  • Uitleg  koppelwerkwoord (kww) en naamwoordelijk gezegde (nwg)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 8 januari
  • Introductie opdracht
  • Uitleg  koppelwerkwoord (kww) en naamwoordelijk gezegde (nwg)

Slide 1 - Tekstslide

In het rijtje hiernaast staan zinnetjes die een tweejarige peuter zou kunnen uitspreken.
Een peuter spreekt nog niet zo goed Nederlands, maar er zit wel een duidelijke betekenis in de zinnetjes.

Bedenk wat de uitingen in het hoofd van de peuter kunnen betekenen.
mama lief
papa slapen
popje stout
meloen vies
oma breien
tante zingen
broertje boos
treintje rijden
auto rood
Tommie lachen
hondje blaffen
snoepje lekker
tafel hard

Slide 2 - Tekstslide

Welke zinnen passen qua betekenis bij 'mama lief'?
Sleep ze naar het groene vlak.

papa slapen
popje stout
meloen vies

Slide 3 - Sleepvraag

Welke zinnen passen qua betekenis bij 'auto rood'? Sleep ze naar het groene vlak.

Tommie lachen
snoepje lekker
hondje blaffen
tafel hard

Slide 4 - Sleepvraag

Welke zinnen passen qua betekenis bij 'oma breien'? Sleep ze naar het groene vlak.

tante zingen
broertje boos
treintje rijden

Slide 5 - Sleepvraag

Nu je deze drie vragen hebt beantwoord en de antwoorden hebt gezien, in welke twee groepen kun je de zinnetjes indelen?

Slide 6 - Open vraag

Welke van de onderstaande werkwoorden drukken uit dat het onderwerp iets 'is'? Oftewel, welke zijn koppelwerkwoorden?
A
worden
B
lijken
C
fietsen
D
praten

Slide 7 - Quizvraag

Koppelwerkwoorden
(het onderwerp IS iets)

zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen

(Deze 9 werkwoorden, zijn de enige kww die er zijn. Leer ze uit je hoofd!)
Zelfstandige werkwoorden
(het onderwerp DOET iets)

fietsen
lachen
praten
hangen
kopen
ademen
openen
publiceren
(en zo zijn er nog honderden meer.)

Slide 8 - Tekstslide

Is het werkwoord in de zin een koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord?


Bewaakte Jan vorige week de schat?
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Is het werkwoord in de zin een koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord?


Gaat Piet morgen op pad?
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Is het werkwoord in de zin een koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord?

Mijn buurvrouw wordt morgen 43.
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Je hebt vorig jaar ook over het hulpwerkwoord geleerd. Welk werkwoord uit onderstaande zin is een hulpwerkwoord?

Jan heeft vanmiddag een vaccin gekregen.
A
heeft
B
gekregen

Slide 12 - Quizvraag

En wat voor soort werkwoord is 'gekregen' dan?

Jan heeft vanmiddag een vaccin gekregen.
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt dus 3 soorten werkwoorden:
1. koppelwerkwoorden
2. zelfstandige werkwoorden
3. hulpwerkwoorden

Na deze dia krijg je een video te zien waarin nogmaals, duidelijk, het verschil tussen deze drie werkwoorden wordt uitgelegd en het verband met het naamwoordelijk gezegde wordt uitgelegd. Tijdens de video krijg je vragen.


Slide 14 - Tekstslide

3

Slide 15 - Video

01:08
Welk werkwoord is het belangrijkste? hebben of gesport?
A
hebben
B
gesport

Slide 16 - Quizvraag

02:21
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

Ik zou dat gedaan hebben.
A
zou hebben
B
Ik heb gedaan
C
zou gedaan
D
zou hebben gedaan

Slide 17 - Quizvraag

03:36
Welk werkwoord is het koppelwerkwoord in de zin:

Mijn vriendin zou psycholoog willen worden?
A
zou
B
willen
C
worden

Slide 18 - Quizvraag

Bij een koppelwerkwoord hoort het ... gezegde.
A
naamwoordelijk
B
werkwoordelijk

Slide 19 - Quizvraag

samenvattend
- Bevat een zin een kww? Dan heeft het een naamwoordelijk gezegde.

- Bevat een zin een zww? Dan heeft het een werkwoordelijk gezegde.


Slide 20 - Tekstslide

Maak nu, ter controle, opdr. 3 op blz. 265 van je werkboek.

Of ga in je online methode naar 'De Brug'> Grammatica woordsoorten > opdr. 3
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

antwoorden
1 Sommige mensen maken (zww) elke week enkele cryptogrammen.
2 Zulke strenge maatregelen blijken (hww) moeilijk uitvoerbaar te zijn (kww).
3 In Frankrijk willen (hww) ze zulke vieze visjes altijd in de soep gebruiken (zww).
4 Guust en Pim moeten (hww) in hun nieuwe huis wel gelukkig kunnen (hww) worden (kww).
5 Volgens Party zou (hww) deze bekende Nederlandse zanger ruim vijftig kilo afgevallen (zww) zijn (hww).
6 Is (kww) Wikipedia volgens jou een bruikbare bron voor werkstukken?

Slide 22 - Tekstslide

Als je jezelf een cijfer moest geven voor de vorige opdracht (opdr. 3), welk cijfer zou je jezelf geven? (0-10)

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk (zie planner)
opdr. 5 en 6.2 en 6.6 blz. 260-261 + opdracht docent (dat was opdr. 3)

Slide 24 - Tekstslide