mardi, le 5 février

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour H3a

Qu'est-ce qu'on va faire?

• objectifs
• grammaire C+H


• exercice de prononciation
• parler
• écouter


• verbe G
• youtube:franse les weijman
• lire/répéter basisstof/parler
• weektaak

Objectifs

Spreekvaardigheid:

Ik kan vragen stellen en antwoord geven op vragen rondom het thema 'school'.

Ik ben me (weer) bewust van de uitspraakregels.

Luistervaardigheid:

Ik kan de belangrijkste informatie uit kijk-/luisterfragmenten halen, als ik weet waar het over gaat en er veel bekende woorden en uitdrukkingen in voorkomen.

Ondersteunende vaardigheden:

Ik begrijp hoe je de toekomende tijd gebruikt.

Ik begrijp hoe je vragen stelt in het Frans.

Ik begrijp hoe je het werkwoord 

.

Futur proche

vorm van aller + heel werkwoord

je                vais        manger 

tu                vas         nager

il / elle / on va        faire du shopping

nous        allons     faire du tennis

vous         allez       vendre la maison

ils / elles vont       finir leurs devoirs

Futur simple

heel werkwoord + uitgang

je                            travailer ai

tu                           parler as

il / elle / on        donner a

nous                    nager ons

vous                    écouter ez

ils / elles            regarder ont 

Futur simple - uitzonderingen

être         -  ser         ->  je serai

avoir        -  aur       -> tu auras 

faire        -   fer        ->  il fera

aller        -    ir          -> nous irons

pouvoir -  pourr   -> vous pourrez

vouloir  -   voudr   ->  ils voudront

venir      -   viendr  ->  je viendrai

devoir   -   devr     ->   tu devras

poser des questions

Regel

Als je een vraag wilt formuleren:

1.  Mag je van de    .    een    ?    maken.
2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren                   (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Vraagwoorden

quand

où

qui

comment

que

    

Vraagzin met vraagwoord

1.     Tu vas en Italie quand?
   
2.     Quand est-ce que tu vas en Italie?
3.     Quand vas-tu en Italie?

Het vraagwoord quel

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Vertaal:
Wat is jouw naam?

Zet in de futur:
Mon frère a une grande maison.

Zet in de futur:
J’organise une grande fête.

Maak op twee manieren vragend:
Vous allez en vacances.

la prononciation

prononciation

é  =  ee  -> café, électricité

er = ee -> parler, donner, chercher

ez = ee -> chez, vous parlez

prononciation

è   =  e (het)  ->  père, frère, mère, collège

ê  =   e (het)  ->  tête, fenêtre

ai =   e (het)  ->  aimer, mais, anglais

prononciation

(e)au   = oo  ->  cadeau, aussi

qu        = k     ->   qui, que, quand, la physique, monique

oi         = wa  ->  trois, moi, toi, histoire

ou       =  oe  ->   bonjour, vous, nous, pour

lire texte A

Prends ton livre à la page 36

Lis tour à tour une phrase.

Aide ton/ta camarade de classe si nécessaire.

parler

Trouve quelqu’un(e) qui...

-> vragen stellen

écouter

Cito kijk-/luisterexamen VMBO KB/GT

0

Choisissez

oefenen met examentekst

verder werken in boekje 'herhaling basisstof'

verder werken aan uitspraak/spreekvaardigheid

!! youtube : Franse les Weijman !!

Level 3

leren zinnen F

maken opdr onder Écrire

(Let op: de opdrachten van écouter en lire moet af zijn!)

Objectifs

Spreekvaardigheid:

Ik kan vragen stellen en antwoord geven op vragen rondom het thema 'school'.

Ik ben me (weer) bewust van de uitspraakregels.

Luistervaardigheid:

Ik kan de belangrijkste informatie uit kijk-/luisterfragmenten halen, als ik weet waar het over gaat en er veel bekende woorden en uitdrukkingen in voorkomen.

Ondersteunende vaardigheden:

Ik begrijp hoe je de toekomende tijd gebruikt.

Ik begrijp hoe je vragen stelt in het Frans.

Ik begrijp hoe je het werkwoord 

.