Present simple vs present continuous

Present simple vs present continuous
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present simple vs present continuous

Slide 1 - Tekstslide

present simple
Wanneer? 
Feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen
Hoe? 
hele ww of ww+s

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple bevestigend (+)
Onderwerp I/you/we/they --> gebruik het hele werkwoord

Onderwerp he/she/it --> hele werkwoord + (e)s SHIT regel
- es bij: -o, sis-klanken
-ies bij: medeklinker+y
-s bij: alle anderen

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple ontkennend (-)
Onderwerp I/you/we/they --> do not + hele werkwoord
We don't like snow.
Onderwerp he/she/it --> does not + hele werkwoord
She doesn't like ice.

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple vragend (?)
onderwerp I/you/we/they --> Do + onderwerp + hele werkwoord
Do they swim?
onderwerp he/she/it --> Does + onderwerp + hele werkwoord
Does he swim?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord?
____ your parents________(play) golf?
A
Do/plays
B
Does/play
C
Do/play
D
Does/plays

Slide 6 - Quizvraag

Staat deze zin in de PC of de PS?He_____ (cycle) to school every morning.
A
cycle
B
cycling
C
cycles
D
is cycle

Slide 7 - Quizvraag

Staat deze zin in de PC of de PS?
He ______chocolate

A
isn't like
B
doesn't like
C
don't like
D
doesn't likes

Slide 8 - Quizvraag

present continuous
Wanneer? 
NU
Hoe? 
To be (am/is/are) + werkwoord + -ing

Slide 9 - Tekstslide

Present continuous 
(+) I am teaching English right now. 
(-) I am not teaching English right now. 
(?) Am I teaching English right now?

Slide 10 - Tekstslide

present simple vs. present continuous

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welke tijd geeft aan dat je nu iets aan het doen bent?
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 13 - Quizvraag

De shit-regel hoort bij?
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 14 - Quizvraag

Welke tijd geeft aan dat je iets regelmatig doet of dat iets een feit is?
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 15 - Quizvraag


I ___ a book at the moment.
A
read
B
am reading

Slide 16 - Quizvraag

Right now, these people ___ the Christmas shopping!
A
do
B
are doing

Slide 17 - Quizvraag

I ___ TV every day.
A
watch
B
am watching

Slide 18 - Quizvraag


My little brother never ___ his room.
A
cleans
B
is cleaning

Slide 19 - Quizvraag