VCA examen compleet III & IV

VCA examen 

compleet examen
II
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
VCAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

VCA examen 

compleet examen
II

Slide 1 - Tekstslide

In een constructiewerkplaats wordt een nieuwe lasrobot geïnstalleerd. Wat geldt voor de risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E)?
A
Er moet een nieuwe RI&E door de medewerkers uitgevoerd worden.
B
Een nieuwe RI&E is niet noodzakelijk omdat het een bestaande constructiewerkplaats is.
C
Er moet een nieuwe RI&E uitgevoerd worden door de werkgever en werknemer samen.
D
Er moet een nieuwe RI&E worden uitgevoerd door een interne veiligheidsdeskundige.

Slide 2 - Quizvraag

Wat mag de Inspectie SZW doen?
A
Een plan van aanpak afkeuren
B
Een werkvergunning ondertekenen
C
Het werk stilleggen

Slide 3 - Quizvraag

Wat staat er in de V&G wetgeving?
A
Welke beschermingsmaatregelen nodig zijn bij het uitvoeren van werk
B
Wat je moet doen om het milieu te beschermen
C
Hoeveel geld er voor veiligheid moet worden gereserveerd

Slide 4 - Quizvraag

Welke maatregel geldt bij autogeen lassen?

A
Je haalt alle materialen uit de omgeving weg
B
Je houdt een brandblusser binnen handbereik
C
Je verwijdert de vlamdover

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de kleuren van een waarschuwingsbord?
A
Rood met wit symbool
B
Geel met zwarte rand en zwart symbool
C
Wit met blauw symbool

Slide 6 - Quizvraag

Waaraan moeten machines voldoen?
A
Ze moeten goed opgeborgen worden
B
Ze moeten periodiek gekeurd worden
C
Er moet een gebruiksaanwijzing in de Engelse taal zijn

Slide 7 - Quizvraag

Wat maakt het werken met hydraulisch gereedschap gevaarlijk?
A
Door de hoge druk kunnen slagen of koppelingen losschieten en letsel veroorzaken
B
Door de hoge luchtdruk kunnen onderdelen worden weggeblazen
C
Er ontstaat veel warmte waardoor brand kan ontstaan

Slide 8 - Quizvraag

Waaraan moet elektrisch aangedreven handgereedschap voldoen?
A
Dit moet dubbel geïsoleerd en geaard zijn
B
Dit moet niet geaard zijn
C
Dit moet dubbel geïsoleerd en niet geaard zijn

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer is elektrisch handgereedschap tegen water en vocht beschermd?
A
Nooit
B
Wanneer het dubbel geïsoleerd is
C
Wanneer de machine geaard is

Slide 10 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de omgeving rond een machine?
A
De afstand tussen werkmaterialen en de machine moet zo klein mogelijk zijn
B
Deze moet nabij een buitenraam zijn opgesteld voor het daglicht
C
Er moet voldoende loop- en bewegingsruimte zijn

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werkt een dodemansknop?
A
Door het loslaten van de knop stopt de machine
B
Door het indrukken van de knop verbreek je de stroom in een deel van het bedrijf
C
Door het indrukken van de knop stop de machine

Slide 12 - Quizvraag

Welke eis geldt voor gereedschapmachines?
A
Deze moeten door iedereen bediend kunnen worden
B
Deze moet in een afgesloten ruimte staan
C
Deze moeten een CE-markering hebben

Slide 13 - Quizvraag

Waaraan moet een noodstop bij grote machines voldoen?
A
Deze moet groot genoeg zijn en geel van kleur
B
Deze moet bevestigd zijn op de ingang van de stroomvoorziening
C
Deze moet bij de bedieningsplaat bevestigd en goed bereikbaar zijn

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je PBM's?
A
Als bronbestrijding niet verder mogelijk is
B
Als veiligheidsprocedures niet toegepast kunnen worden
C
Als daarmee goedkoper de veiligheid kan worden geregeld

Slide 15 - Quizvraag

Welke plicht heeft een PBM-fabrikant?
A
PBM moeten makkelijk te dragen zijn
B
PBM moeten getest zijn
C
PBM moeten opvallend zijn

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel van de milieuwetgeving?
A
Aangeven op welke wijze gevaarlijke stoffen mogen worden opgeslagen.
B
Het beschermen van de mens en het milieu tegen gevaarlijke stoffen.
C
Het regelen van de productie van gevaarlijke stoffen.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is één van de verplichtingen van de werknemer?
A
Beveiligingen niet veranderen en op de juiste wijze gebruiken.
B
Een ongevallenregistratie bijhouden.
C
Toezicht houden bij risicovolle werkzaamheden.

Slide 18 - Quizvraag

Waarvoor worden steekflenzen gebruikt?
A
Voor het afsluiten van toevoerleidingen naar opslagtanks.
B
Voor het verplaatsen van leidingen bij het werken aan opslagtanks.
C
Voor het dichtdraaien van kranen of drukventielen in opslagtanks.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een functie van een werkvergunning?
A
Alle betrokkenen bij het werk moeten overleggen over een veilige uitvoering.
B
De overheidsinspectiedienst Veiligheid en Gezondheid kan controleren welke werkzaamheden worden uitgevoerd.
C
De arbodienst kan bepalen of de betrokken werknemers gekeurd dienen te worden.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kan blootstelling aan giftige stoffen het best worden beperkt?
A
Door altijd dezelfde persoon met de giftige stof te laten werken.
B
Door de medewerkers te trainen in het werken met giftige stoffen.
C
Door een andere, niet giftige stof te gebruiken.

Slide 21 - Quizvraag

Voor aanvang van je werkzaamheden op een steil dak controleer je het veiligheidsharnas. Je ziet dat de banden op verschillende plekken beginnen te rafelen.

Wat moet je doen?
A
Een ander gekeurd veiligheidsharnas vragen aan je leidinggevende.
B
Niets want het rafelen van de banden levert nog geen risico op.
C
Je voert zelf een herkeuring uit en stelt het veiligheidsharnas buiten dienst.

Slide 22 - Quizvraag

Je bent in een trappenhuis een leuning aan het plaatsen. Je krijgt de klus die dag niet af. Wat moet je doen als je naar huis gaat?
A
Een rood-wit lint aanbrengen op de plek waar de leuning ontbreekt.
B
Een rood-wit lint aanbrengen bij de toegang tot de trap, zowel boven als beneden.
C
Een geel-zwart lint aanbrengen op de plek waar de leuning ontbreekt.

Slide 23 - Quizvraag

Je loopt naar de werkplaats van het bedrijf waar je werkt. Plots merk je dat er een putdeksel van een put verdwenen is. Een andere collega, die je passeert merkt dit eveneens op. Wat doe je?
A
Je zegt aan je collega dat jij de leidinggevende zal inlichten.
B
Eén van jullie blijft bij de open put staan en de ander gaat de leidinggevende inlichten.
C
Je gaat verder en zegt tegen elkaar dat het toch wel gevaarlijk is.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is het lopen met een grote last op trappen gevaarlijk?
A
De last bemoeilijkt het uitzicht op de treden.
B
De last kan te zwaar voor de trap zijn.
C
Lopen met een grote last is niet gevaarlijk.

Slide 25 - Quizvraag

Je bent schoonmaker van beroep. Je gebruikt dagelijks chemische producten. Waarvan moeten je beschermende handschoenen gemaakt zijn?
A
Rubber
B
Stof
C
Leer

Slide 26 - Quizvraag

Welke elementen zijn nodig voor het ontstaan van brand?
A
Brandbare stof, zuurstof en vlampunt
B
Brandbare stof, zuurstof en mengverhouding
C
Brandbare stof, zuurstof en ontstekingsenergie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het risico voor de mens van schadelijke en irriterende stoffen?
A
De verpakking waarin zich de stoffen bevinden wordt snel aangetast
B
Je wordt ziek als ze in het lichaam of op de huid terechtkomen
C
Ze zijn licht ontvlambaar

Slide 28 - Quizvraag

Hoe kan zuurstoftekort ontstaan in een besloten ruimte?
A
Door de hitte in de ruimte
B
Doordat er geen verlichting aanwezig is
C
Als er onvoldoende ventilatie aanwezig is

Slide 29 - Quizvraag

Waar kun je je vragen over veiligheid bespreken?
A
Tijdens een bezoek van de arbeidsinspectie
B
Bij een vergadering van de personeelsvereniging
C
Tijdens het overleg tussen werkgever en werknemersvertegenwoordiging

Slide 30 - Quizvraag

Wat is er bij het gebruik van hangsteigers verplicht?
A
Alleen bediening door personeel met een VCA-diploma
B
Het gebruik van een steigerkaart
C
Het gebruik van een veiligheidsharnas

Slide 31 - Quizvraag

Welke veiligheidsmaatregel moet je in de gaten houden bij de opslag van gascilinders?
A
Water als koelmiddel in de buurt
B
Voldoende ventilatie
C
Zuurstofflessen nabij lasgassen plaatsen

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent “bijna-ongeval”?
A
Ongewenste gebeurtenis met alleen maar licht letsel als gevolg
B
Ongewenste gebeurtenis zonder schade of letsel die tot een ernstig ongeval had kunnen leiden
C
Gewenste gebeurtenis met beperkte schade

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een noodsituatie?
A
Deze wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld ongevallen en noodweer
B
Je kunt je niet op voorbereiden
C
Je moet er de Inspectie SZW bij inschakelen

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer is een Taak Risico Analyse noodzakelijk?
A
Alleen na een grote calamiteit
B
Voor aanvang van nieuwe projecten
C
Voor het opzetten van het V&G-beleid

Slide 35 - Quizvraag

Waar is de V&G-wetgeving van toepassing?
A
In alle gebouwen waar gewerkt wordt
B
In alle openbare gebouwen waar gewerkt wordt
C
Op alle plekken waar gewerkt wordt

Slide 36 - Quizvraag

Welke straling komt er bij elektrisch lassen vrij en is zeer schadelijk voor de ogen?
A
Bétastraling
B
Gammastraling
C
Ultraviolette straling

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een irriterend huishoudmiddel?
A
Spiritus
B
Vaatwasmiddelen
C
Koolmonoxide

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer gelden grenswaarden?
A
Bij overwerk
B
Bij zwaar werk
C
Bij normale werkomstandigheden

Slide 39 - Quizvraag

Wat moet er verplicht op het etiket van een gevaarlijke stof staan?
A
Waarvoor je het product kunt gebruiken
B
Wie het allemaal mogen gebruiken
C
Wie de leverancier van het product is

Slide 40 - Quizvraag

Waarvan zijn waarschuwingsborden, borden voor veiligheidsvoorziening en borden voor brandbestrijdingsmiddelen voorbeelden?
A
Bewegwijzeringsborden
B
Signaleringsborden
C
Verkeersborden

Slide 41 - Quizvraag