Van A tot Zin 3.16 BiW/Biv

3.16
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.16

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?

1. Wat zijn werkwoorden?
2. Wat is de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd?
3. vervoeg het werkwoord  hebben.
4. vervoeg het werkwoord zijn.
ik......... jij.......u..........hij.....zij........            wij......jullie......zij
5. wij schrijven- ik................. hij..........................
6. wij neuzen- ik......................hij.....................

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog ?
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog?      Even oefenen  
s, f,t,k,ch, p - softketchup-
                                                            voltooid deelwoord
1.  fietsen             ik.....fiets..........        .......ge- fiets-t.....................
2. spelen             ik......speel.....         ........ ge-speel-d...................
3. leven                ik.......leef.........         .........ge- leef-d....................
4.reizen               ik........reis.......          ...............ge- reis-d................
5. luisteren        ik.........luister.....         .............ge-luister-d............

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen ge- in het voltooid deelwoord :   ik heb een pizza besteld.

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden. Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren.

Slide 8 - Tekstslide

Weet je nog? 
Blz. 209 onregelmatige werkwoorden

denken      Ik heb aan je..........................................
eten             De hond heeft .......................................
krijgen        We hebben cadeaus ............................


Slide 9 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.
Wanneer gebruik je hebben en wanneer gebruik je zijn?

Ik kan de voltooide tijd van de werkwoorden goed schrijven en ik weet wanneer ik hebben of zijn gebruik.

Slide 10 - Tekstslide

Uit je hoofd leren!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.
Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen
Zie blz. 110      regelmatige of onregelmatige werkwoorden ( zie achter in het boek

Slide 11 - Tekstslide

Uit je hoofd leren!
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Boek blz. 110     Samen oefenen
Lees de rode teksten
1. Welke werkwoord past in de zin?
3. Schrijf de werkwoorden in de voltooide tijd.
4. Vul in


Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Maak de computeropdrachten van 3.16

Slide 15 - Tekstslide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan werkwoorden in de voltooide tijd juist schrijven en ik weet wanneer ik hebben of zijn gebruik.

    Slide 16 - Tekstslide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de voltooide tijd schrijven?

    Slide 17 - Tekstslide

    Toets werkwoorden voltooide tijd
    Maandag 20 maart

    Samen oefenen voor de toets

    Kijk je antwoorden na!

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Tekstslide