Vraagzinnen en Vraagwoorden

Vraagwoorden
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vraagwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Vragen?
Wat kun je al vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Vragen maken??
Hoe was het ook alweer?
Ik loop naar school.
...... ........ naar school?

Hij heet Piet.
....   ........... Piet?

Zij drinkt koffie.
..... ........ koffie?

Slide 3 - Tekstslide

Let op!!!!!!!!!!!!!!
Vraagzin met jij
T moet WEG

Jij loopt naar school.  Loop jij naar school?
Jij gaat naar huis. Ga jij naar huis?

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les:
1. Ik weet wat de vijf W's en de H zijn.
2.Ik kan antwoord geven op een vraag met een vraagwoord.
3.Ik kan de vraagwoorden gebruiken om een zin of tekst te begrijpen.

Slide 5 - Tekstslide

5 x W en 1 x H
W
W
W
W
W
H

Slide 6 - Tekstslide

WIE?
Wie is jouw juf?
Juf Kerstin
Wie = een persoon

Slide 7 - Tekstslide

WAT?
Wat ga je doen?
Ik ga lezen.
Wat = een ding/dingen.

Slide 8 - Tekstslide

WAAR?
Waar is meester Abdulkader?
Meester Abdulkader is op school.
Waar = plaats/plek. 

Slide 9 - Tekstslide

WANNEER?
Wanneer heeft is het kerstvakantie?
Vanaf zaterdag 20 december.
Wanneer = datum/tijd.

Slide 10 - Tekstslide

Waarom?
Waarom ga je niet naar school?
Omdat ik ziek ben.
Waarom = reden. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe?
Hoe ga jij naar school?
Met de bus.
Hoe = manier.

Slide 12 - Tekstslide

Wie is de docent?
A
de tafel
B
de jas
C
Juf Marieke
D
de school

Slide 13 - Quizvraag

Wat koopt hij?
A
een appel
B
het kind
C
de cursisten
D
de broer

Slide 14 - Quizvraag

Waar kom jij vandaan?
A
om acht uur
B
uit Nederland
C
vanmiddag
D
morgen

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer ga jij naar school?
A
in de pauze
B
buiten
C
op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
D
in Dordrecht

Slide 16 - Quizvraag

Waarom eet je pizza?
A
's avonds
B
ik heb honger
C
om 19:00 uur
D
in de keuken

Slide 17 - Quizvraag

Hoe ga je naar huis?
A
morgen
B
de stoel
C
om twaalf uur
D
op de fiets

Slide 18 - Quizvraag

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Hoe

Slide 19 - Quizvraag

_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer

Slide 20 - Quizvraag

______ is boos?
A
Wanneer
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 21 - Quizvraag

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 22 - Quizvraag

_________ is de school? In Utrecht.
A
Wie
B
Wanneer
C
Waarom
D
Waar

Slide 23 - Quizvraag

___________ hebben we de toets?
Op vrijdag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 24 - Quizvraag

_______ ga jij naar school? Om Nederlands te leren.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Waar

Slide 25 - Quizvraag

______ reis jij morgen? Met de trein.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wat

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Link

Begin een vraag met WIE.

Slide 28 - Woordweb

Begin een vraag met WAT.

Slide 29 - Woordweb

Begin een vraag met WAAR.

Slide 30 - Woordweb

Begin een vraag met WANNEER.

Slide 31 - Woordweb

Begin een vraag met WAAROM.

Slide 32 - Woordweb

Begin een vraag met HOE.

Slide 33 - Woordweb

wie - doet wat  - wat



De man eet een appel.

Slide 34 - Tekstslide

wie - doet wat  - waar



De leerling luistert in de klas.

Slide 35 - Tekstslide

wie - doet wat - waar



De man is in het huis. 

Slide 36 - Tekstslide

Korte video's 
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 37 - Tekstslide

Abbas is Bakker
Abbas is bakker.
Hij is 24 jaar. Hij komt uit Syrië en hij woont twee jaar in Nederland.
Hij woont hier met zijn ouders. Hij heeft ook een zusje van 17 jaar.
Hij werkt als bakker in Zwolle en hij zit op school.
Hij leert Nederlands. Abbas was ook in Syrië bakker.
Hij bakt brood en koekjes. Hij bakt eigenlijk het liefst taart maar dat doet hij alleen thuis.
Hij begint 's nachts om 1 uur met zijn werk. Abbas is om 9 uur 's ochtends klaar.
Het is zwaar om 's nachts te werken maar Abbas vindt het niet erg.
Hij houdt van het werken in de bakkerij. Het verse brood ruikt lekker en het is gezellig met zijn 2 collega's.
Om 9 uur gaat de bakkerij open maar Abbas gaat dan naar huis. Hij neemt vers brood mee voor thuis.
Hij gaat vandaag een taart voor zijn zus bakken.
Ze is morgen jarig. Ze wordt 18 jaar.
Hij werkt nu voor een grote bakkerij. Hij wil later zijn eigen bakkerij beginnen.

Slide 38 - Tekstslide

Doel van de les:
1. Ik weet wat de vijf W's en de H zijn.
2.Ik kan antwoord geven op een vraag met een vraagwoord.
3.Ik kan de vraagwoorden gebruiken om een zin of tekst te begrijpen.

Slide 39 - Tekstslide