Oefenen voor toets Planmatig werken en Communicatieve vaardigheden

Ga naar Lessonup.app
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOHBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ga naar Lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Social media zijn er altijd. Wat is een nadeel hieraan?
A
Zo kan informatie op de verkeerde plekken terecht komen
B
Dat is vermoeiend en kan ook verslavend zijn
C
Daarom is er soms minder echte contact met elkaar
D
Daardoor kun je te snel informatie delen met anderen

Slide 2 - Quizvraag

Wat moeten we altijd onthouden als we social media gebruiken (kies het meest belangrijk antwoord)
A
Dat ons account gehackt kan worden
B
Dat we op social media alleen moeten delen wat iedereen mag weten
C
Dat we phishing mails kunnen sturen
D
Dat het een goede manier is om reclame voor jezelf te maken

Slide 3 - Quizvraag

Organisaties hebben vaak regels over het gebruik van social media. Wat is een voorbeeld van een regel die veel organisaties hebben?
A
Niet op social media klagen over cliënten, collega's of andere werkcontacten
B
Tijdens werktijden mag je geen social media gebruiken
C
Als je informatie van een collega wilt delen, moet je dat eerst vragen
D
Als je foto's van clienten wilt delen, moet je goed controleren of de namen kloppen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe herkennen we phishing mails?
A
Er worden mooie beloftes gedaan en ze worden gestuurd om onze gegevens te krijgen
B
Ze worden door criminelen gestuurd en zijn aan ons persoonlijk gericht
C
Ze bevatten veel fouten en worden door concurrenten gestuurd
D
Ze zijn om te achterhalen waar we zijn en zijn niet aan ons persoonlijk gericht

Slide 5 - Quizvraag

Als we informatie zoeken, moeten we opletten;
-ziet de site er netjes uit?
-staat er een (mail)adres en telefoonnummer?
Waarom?
A
Zo herken je een betrouwbare site
B
Dan is het een site van de overheid
C
Dan zal de informatie die erop staat waarschijnlijk niet kloppen
D
Dan zal de site ook een forum hebben

Slide 6 - Quizvraag

Waarom biedt een zorgmedewerker excuses aan als een cliënt een klacht heeft?
A
Omdat de cliënt altijd gelijk heeft
B
Omdat je niet wilt dat de cliënt boos wordt
C
Zodat de cliënt weet dat het je spijt dat hij niet blij is
D
Zodat de cliënt weet dat zijn klacht welkom is

Slide 7 - Quizvraag

Als we een klacht makkelijk op kunnen lossen, doen we dat zelf. Wat doen we met andere klachten?
A
De cliënt terug laten komen als je collega er is
B
De klacht registreren en zo doorgeven aan een collega
C
De cliënt laten wachten tot er iemand is die de klacht kan oplossen
D
Proberen om alsnog samen een oplossing te vinden

Slide 8 - Quizvraag

Hierna komen vragen die we al gehad hebben;

Willen we nog een ronde maken door de oefentoets of niet?

Slide 9 - Tekstslide

Mevrouw Jansen is tijdens de ADL gevallen. Je wilt in jouw rapportage goed uitleggen wat er is gebeurd
A
Dus ga je rapporteer je schriftelijk. Dan ben je snel klaar en kun je veel informatie geven
B
Dus rapporteer je schriftelijk. Dan kun je de goede woorden kiezen en veel collega's tegelijk bereiken.
C
Dus rapporteer je mondeling. Dan kun je het kort en snel uitleggen.
D
Dus rapporteer je mondeling. Dan is het niet vastgelegd, maar kunnen anderen wel gelijk vragen stellen

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer komt een klacht bij de klachtencommissie?
A
Als wij vinden dat de cliënt ongelijk heeft
B
Als de cliënt niet tevreden is over de afhandeling ervan
C
Alle klachten die goed zijn opgelost komen daar terecht
D
Als onze leidinggevende vindt dat we een fout hebben gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van 360 graden feedback?
A
Feedback vragen aan een cliënt, collega en aan je leidinggevende
B
36 mensen vragen om feedback waarbij je vraagt om 'tops en tips'
C
Vragen om een stuk positieve en negatieve feedback
D
Iemand vragen om vanuit verschillende hoeken naar jou te kijken

Slide 12 - Quizvraag

Als Mandy bij de koffie een gesprek heeft met de bewoners, zijn sommige bewoners stil. Mandy wil leren hoe ze hen ook mee kan laten doen in het gesprek.
Ze vraagt haar werkbegeleider Toby. Toby zegt; "Denk hier eerst rustig over na. En probeer jouw ideeën dan maar gewoon uit!"
Welke zin over Toby's advies klopt?
A
Dat is een manier van leren; stampen en herhalen
B
Dat is een leermethode; objectief zijn
C
Dat is een leerstrategie; nadenken en uitproberen
D
Dat is een leermethode; leren door te doen

Slide 13 - Quizvraag

Waar moet je op letten bij het reflecteren?
A
Dat je het niet vergeet
B
Dat het erom gaat of je je doel hebt gehaald. Hoe dat komt, is minder belangrijk
C
Dat je het niet zóveel doet, dat je overzicht kwijtraakt
D
Dat je het zoveel mogelijk moet doen

Slide 14 - Quizvraag

Een methode om te reflecteren is STARR. Waar staan de letters voor?
A
stop - theorie - actie - reden - resultaat
B
situatie - taak - actie - resultaat - rapporteren
C
stop - theorie - actie - reactie
D
situatie - taak - actie - resultaat - reflectie

Slide 15 - Quizvraag

Welke vraag past het beste bij een product evaluatie?
A
Hoe is de actie verlopen?
B
Wat was het effect van mijn gedrag op de ander?
C
Hebben we ons doel bereikt?
D
Hoe was de taakverdeling?

Slide 16 - Quizvraag

Cliënten durven bij de evaluatie niet altijd eerlijk hun mening te geven. Hoe kun je dat oplossen?
A
Door de familie van de cliënt om de mening te vragen
B
Door een anonieme vragenlijst te gebruiken
C
Door zelf in te schatten wat de cliënt vindt
D
Door verschillende keren dezelfde vraag te stellen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is 'feedback geven'? Kies het beste antwoord
A
De ander vertellen wat beter kan
B
De ander vertellen hoe jij je voelt en wat je mening is
C
De ander vertellen wat hij doet waar je blij van wordt
D
De ander vertellen wat het effect van zijn gedrag is op jou

Slide 18 - Quizvraag

Wat heeft 'feedback vragen' te maken met gastvrijheid?
Als we feedback vragen...
A
k rijgen we complimenten en voelt de cliënt zich gastvrij
B
weet de cliënt dat zijn feedback welkom is
C
leren we hoe we nog gastvrijer kunnen worden
D
voelt de cliënt zich serieus genomen

Slide 19 - Quizvraag

Jouw collega Denise rapporteert over een activiteit die zij georganiseerd heeft. Ze schrijft; "Acht bewoners deden mee en iedereen had een leuke middag!" Welke zin hierover klopt?
A
Een duidelijk rapport is altijd lang, deze is te kort
B
Dat het leuk en gezellig was, is dus een feit
C
Nu hebben we alle belangrijke informatie
D
Dat acht bewoners meededen is een feit

Slide 20 - Quizvraag

Hoe stellen we ons open voor feedback?
A
Door te doen wat de ander wil
B
Door vragen te stellen en actief te luisteren
C
Door de ander uit te leggen waarom je dat deed
D
Door met de ander in discussie te gaan

Slide 21 - Quizvraag

Yousra heeft de tafel mooi gedekt. Haar collega ziet dat. Zij glimlacht en steekt een duim omhoog. Dit is een voorbeeld van...
A
Verbale positieve feedback
B
Verbale negatieve feedback
C
Non-verbale positieve feedback
D
Non-verbale negatieve feedback

Slide 22 - Quizvraag

Hoe gebruiken organisaties social media?
A
Om werknemers te controleren
B
Om contact te houden met de pers
C
Voor communicatie met de overheid
D
Om reclame te maken

Slide 23 - Quizvraag

Welke regels voor het geven van feedback kloppen?
A
Vermijd woorden zoals "altijd" en "nooit" en spreek in 'ik-zinnen'
B
Geef alleen feedback op gedrag dat de ander kan veranderen en spreek in 'jij-zinnen'
C
Als iemand niet open staat voor feedback; gebruik de 'sandwich methode'
D
Wees altijd eerlijk en vertel alles wat je denkt en voelt

Slide 24 - Quizvraag

Waarom rapporteren we?
A
Om te zorgen voor een goede voorbereiding van onze acties
B
Om te lezen wat anderen over een gebeurtenis schrijven
C
Om een instructie of informatie aan iemand te geven
D
Zodat onze leidinggevende het probleem kan oplossen

Slide 25 - Quizvraag

Als je als stagiaire in een organisatie komt, is het belangrijk om...
A
Geen fouten te maken en te laten zien dat je al veel weet
B
Te laten zien dat je geïnteresseerd bent in je werk en collega's
C
Als je iets niet weet, dat op te zoeken in je schoolboeken
D
Slim te kiezen welke informatie je wel en niet leest

Slide 26 - Quizvraag

Wat verstaan we onder 'social media'?
A
programma's op het internet, waarmee je kunt communiceren
B
Kranten, tijdschriften, televisie en radio
C
Alles waarmee je communiceert met anderen
D
Word, Excel, forms en besturingsprogramma's

Slide 27 - Quizvraag