Argumenteren 4v

Argumentatie 
Als je een standpunt over een kwestie inneemt dan geef je je mening. Met argumenten onderbouw je die mening.
Dat kan met een feitelijk argument of met een waarderend argument.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Argumentatie 
Als je een standpunt over een kwestie inneemt dan geef je je mening. Met argumenten onderbouw je die mening.
Dat kan met een feitelijk argument of met een waarderend argument.

Slide 1 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
Het deel tussen de haken is een. . .
A
Standpunt
B
Argument

Slide 2 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 3 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

feitelijke en waarderende argumenten
Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en waarderende argumenten.

Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar). Objectief.

Een waarderend argument kun je niet controleren. Dit moet je onderbouwen.
Subjectief

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Hokjesschema!

Blz. 39 Blink handleiding

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument

Meervoudige argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 9 - Tekstslide

Mobiele telefoons moeten verboden blijven in school
Enkelvoudige argumentatie.
Bedenk een argument.

Slide 10 - Open vraag

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je moet minder patat en kroketten eten.
Dit kost je veel geld in de week.
Per keer betaal je al gauw 5 euro.

Slide 11 - Tekstslide

Mobiele telefoons moeten verboden blijven in school
Onderschikkende argumentatie
Bedenk een (hoofd)argument en daaronder een (sub)argument dat dit hoofdargument ondersteunt.
Let op signaalwoorden want en omdat.

Slide 12 - Open vraag

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 13 - Tekstslide

Mobiele telefoons moeten verboden blijven in school
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie.
Bedenk twee argumenten die los van elkaar dit standpunt ondersteunen.

Slide 14 - Open vraag

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Je moet minder patat en kroketten eten.
Dit kost je veel geld in de week.
Je komt niet uit met je zakgeld.

Slide 15 - Tekstslide

Mobiele telefoons moeten verboden blijven in school
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie.
Bedenk twee argumenten die elkaar nodig hebben om dit standpunt te ondersteunen. (+ ze vormen samen een opsomming)

Slide 16 - Open vraag

Vandaag
Nabespreken opdracht Extinction Rebellion
Oefenen met argumentatiestructuren
Oefentoets

BULB: zie magister

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?


De klimaatwanhoop van Carice van Houten

Slide 18 - Tekstslide

 In de laatste alinea staat het standpunt van de schrijver met een aantal argumenten over deze kwestie. Zet deze argumenten in een schema.

Als je echt wilt bijdragen aan klimaat en milieu, stimuleer jongeren dan een
technische opleiding te doen. Zó kun je maximaal bijdragen aan het verbeteren van
zonnecellen, windenergie, elektrificatie en de waterstofeconomie. Zó kun je goede
alternatieven zoeken voor het plastic waar we van af willen. Zó kun je werken aan
echte emissiearme stallen. En zó kun je bijdragen aan de transitie naar een
ecologische landbouw die de natuur veel minder belast, zonder dat de
gewasopbrengst per hectare sterk daalt. Kortom, klimaatactivist, schud die radicale
gedachten van je af, laat die lijmpot voortaan staan en draag positief bij aan een
nieuwe wereld.

Slide 19 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Maak op papier van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
  • A Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
  • B Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
  • C Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
  • D De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
  • E Je werkt op school onder toezicht.
  • F Op school kun je je beter concentreren.
  • G Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de oefentoets Leesvaardigheid en argumentatie  in Classroom (periode 4)

Slide 21 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 22 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie 
EN
EN
WANT

Slide 23 - Tekstslide

Alcohol en verkeer
Zet de argumentatie in een blokjesschema. Op papier.
Benoem de structuur. 

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 25 - Tekstslide

Welke structuur heb je gebruikt?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
D
Een combinatie van onder- en nevenschikkend.

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag
Maak de oefentoets in Classroom. 
= huiswerk voor morgen

Slide 27 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
C. Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
F. Op school kun je je beter concentreren.
G. Je kunt om hulp vragen bij docenten.
D. De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
B. Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
E. Je werkt op school onder toezicht. 
E. Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 28 - Tekstslide

Maak een blokjesschema

Slide 29 - Tekstslide

Extra oefenen
Les 2, dia 17 en verder

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Bestudeer in het handboek van Blink de theorie van H3, par. 3.5 (Argumentatieschema's)




Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 33 - Quizvraag

Argumentatieschema's
Argumentatieschema(redenering) = standpunt + argument(en)

In de volgende video wordt uitleg gegeven over de verschillende redeneringen die er zijn. 
Noteer de vijf argumentatieschema's (redeneringen) die in het filmpje aan bod komen. 

Slide 34 - Tekstslide

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 35 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 36 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 37 - Quizvraag

Zondag met Lubach
Je bekijkt zo een aflevering van Zondag met Lubach over het legaliseren van xtc-pillen. 
Welke argumenten worden voor deze legalisering gegeven?
Wat voor soort redeneringen zijn het (op basis van voor- en nadelen, overeenkomst, kenmerk of eigenschap, oorzaak-gevolg, etc.)?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

6 argumentatieschema's

De argumentatie is gebaseerd op:

  • oorzaak en gevolg
  • kenmerk of eigenschap
  • voor en nadelen
  • voorbeelden
  • vergelijking
  • autoriteit

Slide 40 - Tekstslide

Volgens Kees Kramers, hoogleraar medicatieveiligheid, moet xtc gelegaliseerd worden. Welke twee argumenten noemt hij? Op wat voor argumentieschema is zijn argument gebaseerd?

Slide 41 - Open vraag

Arjen Lubach gaat in op deze argumentatie en komt zelf ook met een ander argument. Welk argument is dat? Op wat voor argumentieschema is zijn argument gebaseerd?

Slide 42 - Open vraag

Zondag met Lubach
Volgens Kees Kramers is het legaliseren van xtc een goed idee, omdat we dan pillen krijgen die goed en zuiver zijn en waarvan we weten wat het is. Hierdoor kan er een goede voorlichting worden gegeven. 
Het andere voordeel is dat we de criminaliteit de wind uit de zuilen nemen.
Argumentatie gebaseerd op voordelen (en nadelen)

Slide 43 - Tekstslide

Zondag met Lubach
Arjen Lubach vindt dat xtc gelegaliseerd moet worden, omdat pillen dan veiliger zullen zijn en dat er daardoor minder ongelukken gebeuren met vervuilde pillen.
Argumentatie op basis van oorzaak-gevolg

Slide 44 - Tekstslide

Geloofwaardigheid
De schrijver van een betoog wil zijn publiek overtuigen van zijn mening. Hij moet geloofwaardig over komen als hij dit doel wil bereiken. 

Slide 45 - Tekstslide

Helemaal bij?
Argumentatie H6 theorie + opdrachten
H6 theorie + opdrachten:
par. 1:  1 + 3
par. 2:  2 + 4 + 8+ 9
par. 3:  1 + 2
par. 4:  2 + 3 + 7 +12
par. 5: 1

Slide 46 - Tekstslide

Woordenschat
Woordenschat H5, paragraaf 3 (woorden opdracht 5, 7, 9 en 11, te oefenen via Quizlet

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link

Leerdoelen
Je leert welke argumentatieschema's er zijn.
Je leert of een argumentatie aanvaardbaar is of niet.
Je leert welke drogredenen er zijn.

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video