Onderdeel 3: Cursus 7 Spelling Paragraaf 7: Verkleinwoorden (editie 7)

Welkom bij Nederlands!

Cursus 7 Spelling


Paragraaf 7: 
Verkleinwoorden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Cursus 7 Spelling


Paragraaf 7: 
Verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  1. Herhalen Cursus 7 Spelling Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en
  2. Cursus 7 Spelling Paragraaf 7: Verkleinwoorden
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen
Nu:

  • kun je meervouden op -sen 's spellen. √
  • kun je de meervouden op -en spellen. √

Slide 3 - Tekstslide

Meervouden op -s en -en
Zet -s achter het woord:
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
  • Meestal moet de -s aan het woord vast. 
  • Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.
  • Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s: ijslolly – ijslolly’s.

Let op: Als er voor de slot-y nog een andere klinker staat, wordt de -s wél aan het woord vast geschreven: display – displays; cowboy – cowboys.














Slide 4 - Tekstslide

Meervouden op -s en -en
Zet -en achter het woord:
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.

Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.













Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les:

  • kun je verkleinwoorden goed spellen

Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Een verkleinwoord maak je meestal:
  • Door het achtervoegsel -je of -tje aan een zelfstandig naamwoord te plakken
Bijvoorbeeld: paard – paardje; laken – lakentje.


Let goed op:
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: pizza – pizzaatje; café - cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
  • Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje.

Als je twijfelt hoe je een verkleinwoord schrijft, kun je het opzoeken in een woordenboek.












Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig Cursus 7: Spelling, Paragraaf 7: Verkleinwoorden (boek blz. 236 en 237) Je mag overleggen.
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt hier 20 minuten tijd voor  
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.




timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiten:
Nu:

  • kun je verkleinwoorden goed spellen. √

Slide 10 - Tekstslide