Beeldspraak H4 Lubach

wat gaan jullie leren?
DEZE WEEK NOG GAAN JULLIE EEN GEDICHT KIEZEN!!! De onderdelen die ik ga uitleggen kan je dan namelijk meteen toepassen op jouw gedicht.
1. we gaan kijken wat beeldspraak is.
2. de verschillende vormen van beeldspraak:
-  een vergelijking
- een metafoor 
- synesthesie
- personificatie

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

wat gaan jullie leren?
DEZE WEEK NOG GAAN JULLIE EEN GEDICHT KIEZEN!!! De onderdelen die ik ga uitleggen kan je dan namelijk meteen toepassen op jouw gedicht.
1. we gaan kijken wat beeldspraak is.
2. de verschillende vormen van beeldspraak:
-  een vergelijking
- een metafoor 
- synesthesie
- personificatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is dat eigenlijk, beeldspraak?

Slide 2 - Open vraag

Beeldspraak die berust op overeenkomst
vergelijking met en zonder als
-metafoor
-personificatie
-synesthesie

-metonymia: beeldspraak die berust op een andere relatie dan die van de overeenkomst 

Slide 3 - Tekstslide

vergelijking met als
deze vorm van beeldspraak berust op een overeenkomst tussen beeld en dat wat met dat beeld bedoeld wordt 
(= object)
Deze worden vaak met elkaar verbonden met (zo) als
Hij ziet zo wit als een vaatdoek

Zij is zo glad als een aal.

Hij kan turnen als een slingeraap.

Hij is zo snel als de bliksem.


Slide 4 - Tekstslide

vergelijking zonder als
Deze vorm van beeldspraak berust op overeenkomst. 

Beeld en object worden beide genoemd, echter zonder als.
voorbeelden:

Dichten is fietsen op de Mont Ventoux.

De pup, toch al zo'n fluffy hondje, werd Fifi genoemd

Hij is een lui varken.

Slide 5 - Tekstslide

metafoor

Deze vorm van beeldspraak berust op een overeenkomst tussen beeld en dat wat er bedoeld wordt, maar hier wordt alleen het beeld genoemd.
De kameel is het schip van de woestijn.

Dat groentje werd door iedereen in de maling genomen.

Alle gezegdes en uitdrukkingen zijn metaforen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

synesthesie
vermenging van zintuigen

indrukken van zintuigen die logisch gezien niet bij elkaar horen, worden toch met elkaar in verband gebracht om een effect te bereiken.
voorbeelden:

Zijn stem klonk mierzoet toen hij probeerde haar te versieren.

Ze huilde bittere tranen toen hij het uitmaakte.

Die muziek klonk mij als fluweel voor zijn oren.

Reclame van Schoonenberg audicien: horen zoals je nog nooit gezien hebt.

Slide 8 - Tekstslide

metonymia
Je noemt niet het voorwerp of de persoon, maar iets anders dat daarmee te maken heeft.

-je noemt een deel, maar je bedoelt het
 geheel.
- je noemt het geheel, maar je bedoelt een
  deel.
-Je bedoelt de inhoud, maar je noemt het
  voorwerp waarin het zit.
- je noemt het materiaal, maar je bedoelt het
   voorwerp.
- Je noemt de maker, maar je bedoelt het
   voorwerp.

voorbeelden



Als jullie nou daar gaan staan, tel ik de koppen. 

Wil je mijn fiets ook even oppompen?

Geef me nog maar een glas.

Op zijn gladde ijzers reed hij een wereldrecord.

Wat hangt daar een mooie Miro!

Slide 9 - Tekstslide

Wat is volgens jou een personificatie?

Slide 10 - Open vraag

Personificatie
Iets wat levenloos is, krijgt menselijke eigenschappen toegekend. 
voorbeelden:
Paniek vloog hem naar de keel.
Het zonnetje lachte haar toe.
De teksten op de posters schreeuwden hem toe.

Slide 11 - Tekstslide

“Voor zich zag hij Hotel Overlook, spottend ver weg, dat vanuit de vele ramen naar hem leek te staren alsof het een wedstrijd was waar het slechts matig in geïnteresseerd was.
* Beschrijf hoe de personificatie in dit stukje in elkaar zit.

Slide 12 - Open vraag

7

Slide 13 - Video

00:25
De broze economie is als een plantje.

Dit is een...
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 14 - Quizvraag

00:37
De broze economie is als een plantje...
A
economie = object plantje = beeld
B
plantje = object economie = beeld

Slide 15 - Quizvraag

01:59
Het kabinet krijgt de hoofdprijs.
De hoofdprijs =
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 16 - Quizvraag

02:30
De man die de grondwet aan zijn xenofobische laars lapt. 'Iets aan je laars lappen'=
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 17 - Quizvraag

03:11
De huidige economie is als een fietser die alleen overeind blijft als hij steeds harder gaat fietsen.

Dit is een...
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 18 - Quizvraag

03:19
De economie is als een fietser die steeds harder moet fietsen om overeind te blijven.
A
De economie = object een fietser...etc. = beeld
B
De economie = beeld een fietser...etc. = object

Slide 19 - Quizvraag

03:58
De bijstandsmoeders moeten door steeds hogere hoepels springen.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 20 - Quizvraag

even tot hier
Niels van der Laan en Jeroen Wu
https://www.youtube.com/watch?v=EGTNM3xB2g4&t=15s


Slide 21 - Tekstslide

Nog even alles door elkaar....

Slide 22 - Tekstslide

Ik loop hier rond als een kip zonder kop.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

"Wolken en zon spelen haasje over."

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

De laatste loodjes wegen het zwaarst.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

"Het papier is geduldig."

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide