Herhaling H2 en H4

Herhaling H2 Cel en Leven
daarna: tijd om (online) de opdrachten/oefeningen te maken
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling H2 Cel en Leven
daarna: tijd om (online) de opdrachten/oefeningen te maken

Slide 1 - Tekstslide

Bij suikerziekte ontstaan er op verschillende organisatieniveaus in het lichaam een probleem. Dat komt doordat er een tekort is aan de stof insuline. Op welk organisatieniveau zit het probleem dus?
A
Cel
B
Weefsel
C
Molecuul
D
Orgaan

Slide 2 - Quizvraag

2.1 Diabetes

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitspraak is juist over dit organel?
A
Het is een onderdeel van het ER
B
Het gebruikt veel energie (ATP)
C
Het kan speekselenzymen bevatten
D
Het is omgeven door een membraan

Slide 4 - Quizvraag

2.2 Dierlijke cellen

Slide 5 - Tekstslide

Welke onderdelen komen alleen voor in plantaardige cellen?
A
Ribosoom
B
Celwand
C
Chloroplast
D
Vacuole

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

2.3 Celmembranen

Slide 9 - Tekstslide

2.4 Bouw van DNA

Slide 10 - Tekstslide

Zet op de juiste volgorde:
1 Het mRNA bindt aan een ribosoom van het RER
2 Een mRNA-molecuul wordt gemaakt in de celkern
3 in het ER wordt de aminozuurketen tot een echt eiwit gevouwen
4 mRNA-molecuul verlaat de celkern
5 het ribosoom plakt de aminozuren in de juiste volgorde aan elkaar vast
6 de eiwitten worden opgeslagen in het Golgi-systeem

Slide 11 - Open vraag

2 4 1 5 3 6
1 Het mRNA bindt aan een ribosoom van het RER
2 Een mRNA-molecuul wordt gemaakt in de celkern
3 in het ER wordt de aminozuurketen tot een echt eiwit gevouwen
4 mRNA-molecuul verlaat de celkern
5 het ribosoom plakt de aminozuren in de juiste volgorde aan elkaar vast
6 de eiwitten worden opgeslagen in het Golgi-systeem

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Een coderende streng DNA heeft de volgorde:
ATG TTG TCC AAG AAT
Geef de bijbehorende polypeptideketen van het coderende DNA. Laat alle tussenstappen zien.

Slide 15 - Open vraag

2.4 Van DNA naar eiwit
Coderende streng: ATG TTG TCC AAG AAT
Matrijsstreng: TAC AAC AGG TTC TTA 

RNA: AUG UUG UCC AAG UUA

Polypeptide: start L S K L

BINAS tabel 71G

Slide 16 - Tekstslide

BINAS Tabel 71G

Slide 17 - Tekstslide

2.4 Vorming van eiwitten

Slide 18 - Tekstslide

Benoem de delingsstadia en zet ze in de juiste volgorde

Slide 19 - Open vraag

4 = (vroege) profase
2 = profase
1 = metafase
3 = anafase

Slide 20 - Tekstslide

2.5 Mitose

Slide 21 - Tekstslide

Herhaling H4 Voortplanting
daarna: tijd om online de oefentoets te maken

Slide 22 - Tekstslide

Geef de juiste formules (bijv. n + n -> 2n) van:
mitose, meiose 1, meiose 2 en bevruchting

Slide 23 - Open vraag

Meiose

Slide 24 - Tekstslide

Mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose
C
Mitose en meiose
D
Niet te zeggen

Slide 25 - Quizvraag

Mitose en meiose

Slide 26 - Tekstslide



Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Hormonale regeling vrouw

Slide 29 - Tekstslide


Slide 30 - Open vraag

Hormonale regeling man

Slide 31 - Tekstslide