Thema 8 Gedrag

Bas 2 Oorzaken van gedrag
Leerdoelen:
  • Het verschil tussen inwendige en uitwendige prikkel kunnen uitleggen
  • kunnen uitleggen wat een sleutelprikkel is
  • kunnen uitleggen wat een supranormale prikkel is
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bas 2 Oorzaken van gedrag
Leerdoelen:
  • Het verschil tussen inwendige en uitwendige prikkel kunnen uitleggen
  • kunnen uitleggen wat een sleutelprikkel is
  • kunnen uitleggen wat een supranormale prikkel is

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ontstaat gedrag?
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels. Alle reacties op prikkels vormen het gedrag.

Prikkel > verandering in de omgeving, hier reageren (respons) dieren en mensen op.

Slide 2 - Tekstslide

Oorzaak van gedrag
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels.
Inwendige prikkel -> komt vanuit het lichaam 
  • Honger
  • Sexuele drift (hormonen)
  • Agressie

Uitwendige prikkel -> komt van buiten
  • Geuren
  • Geluiden
  • Smaak
  • Enz.


Slide 3 - Tekstslide

Sleutelprikkels

Prikkels die altijd leiden tot bepaald gedrag zijn sleutelprikkels

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Sleutelprikkel
Supranormale prikkel

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

De motivatie van gedrag
Dagelijks zijn er heel veel prikkels, op sommige reageer je, op andere niet. Of je reageert hangt af van de motivatie. Wil je in actie komen of niet? 
Wat levert het op voor jou? Heb je honger of niet?

                                                             De motivatie wordt opgebouwd tot een 
                                                             bepaalde drempelwaarde. Als de 
                                                             drempelwaarde gepasseerd wordt, volgt er pas
                                                             een reactie. 


Slide 8 - Tekstslide

Bas 3 aangeboren en aangeleerd gedrag
Leerdoelen:
  • Het verschil tussen aangeboren en aangeleerd gedrag kunnen uitleggen
  • De verschillende leerprocessen kennen en kunnen toepassen

Slide 9 - Tekstslide

Aangeboren gedrag wordt via genen van ouders op kind doorgegeven. Dit gedrag levert een grotere overlevingskans voor dit individu op bij interne en externe prikkels.

Door leerprocessen wordt dit aangeboren gedrag aangepast aan veranderende omstandigheden.

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Leren:

  • inprenting: leren van een vaardigheid gebeurt alleen in een bepaalde, gevoelige periode.
  • gewenning: het afleren van reacties op bepaalde, ongevaarlijke gebeurtenissen in de omgeving.

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

  • proefondervindelijk: door ervaringen die opgedaan worden, wordt bepaald gedrag niet meer vertoond, ander gedrag juist vaker (trial and error).

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

  • Imitatie: nadoen van soortgenoten
  • conditionering: voor het beïnvloeden van gedragsverandering. Het bekendste voorbeeld van conditioneren zijn de honden van Pavlov. Een tweede bekend voorbeeld zijn de muizen van Skinner.

Slide 16 - Tekstslide

Operante conditionering is bekend geworden door Skinner met zijn muizen. Door beloning leren muizen snel een weg in een doolhof of een hefboompje indrukken.

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

0

Slide 19 - Video

0

Slide 20 - Video

Inprenting
gewenning
proefondervinderlijk leren
inzicht
imitatie
conditioneren
leren in een gevoelige periode
oplossingen combineren
nadoen
trial and error
niet meer reageren
gedrag verandering

Slide 21 - Sleepvraag

Bas 4 Sociaal gedrag
Leerdoelen:
  • kunnen uitleggen wat communicatie is en sociaal gedrag
  • kunnen uitleggen wat de functie van taakverdeling binnen groepen is

Slide 22 - Tekstslide

Sociaal gedrag

Dieren geven signalen naar elkaar af om te

kunnen communiceren


Gedrag van soortgenoten onder elkaar = sociaal gedrag


Functie: overleven van de soort

Slide 23 - Tekstslide

Vormen van sociaal gedrag
  • Voortplantingsgedrag
  • Territoriumgedrag
  • Imponeergedrag
  • Groepsgedrag

Slide 24 - Tekstslide

Voortplantingsgedrag
Gedrag: om voort te planten
* Wordt veroorzaakt door hormonen

Balts      =>  voortplantingsgedrag bij vogels en vissen
Bronst  =>   voortplantingsgedrag bij herten

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Territoriumgedrag
Het territorium is het gebied waarin het dier leeft.
Er bevindt zich voedsel en nestgelegenheid. 
Het territorium wordt verdedigd tegenover
soortgenoren
laten weten dat het je territorium is door middel van geluid
territorium verdedigen met geweld
territorium verdedigen met geweld
Territorium afbakenen door middel van geur.
Het jachtluipaard plast tegen voorwerpen.
De geur wordt herkent door andere jachtluipaarden
Het territorium afbakenen met geuren.
De kat heeft een geurklier achter de oren
Door ergens tegenaan te wrijven, komt de geur daaraan te zitten.
Andere katten herkennen de geur

Slide 28 - Tekstslide

Imponeergedrag
Imponeergedrag heeft tot doel duidelijk te maken wie de baas is, zonder te hoeven vechten.

Slide 29 - Tekstslide

Groepsgedrag
Groepsdieren werken samen.

Samenwerken gaat volgens een taakverdeling:
"wie doet wat".  

Slide 30 - Tekstslide

De baas in de groep
Het dominante dier is de baas over de onderdanige dieren in de groep.

Rangorde: een groep met dominante en onderdanige dieren, waar iedereen zijn plek kent.

Een rangorde brengt rust in de groep, de regels zijn duidelijk. 

Bij hennen heet de rangorde: pikorde.

Dominant
Dominant
Onderdanig gedrag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Supranormale prikkel
Sleutelprikkel
Een moeder geeft haar baby borstvoeding als deze begint met huilen
Vogeltjes meer geluid maken dan hun broertjes of zusjes krijgen ook meer eten van ouders
Meisjes hebben een voorkeur voor jongens die een goede lichaamsbouw en brede schouders hebben

Slide 33 - Sleepvraag

Bas 5 Gedrag mij mensen
Leerdoelen:
  • het verschil tussen menselijk gedrag en dierlijk gedrag kunnen uitleggen
  • menselijk aangeboren gedrag kennen
  • kunnen uitleggen wat normen en waarden en rolpatronen zijn

Slide 34 - Tekstslide

Gedrag bij mensen en dieren
Verschillen: mensen kunnen beter communiceren en ontwikkelen 
(of leren) daardoor sneller. Daarnaast kennen mensen ook normen (gedragsregels) en waarden (eerlijkheid, respect voor anderen, vrijheid, rechtvaardigheid)

Overeenkomsten: mensen zijn ook gevoelig voor prikkels (denk aan sleutel/supranormale prikkels bij mannen & vrouwen, instagramfilters, reclames, strips, speelgoed). Daarnaast zijn de meeste typen gedrag van dieren ook terug te vinden bij mensen; 

Territoriumgedrag (in de bus/trein), Imponeergedrag (bij versieren), Dreiggedrag (breed maken, iemand strak aankijken met open ogen)

Slide 35 - Tekstslide

Aangeboren gedrag mensen
Voorbeelden aangeboren (erfelijk) gedrag bij mensen:
- Zuiggedrag
- Wenkbrauwgroet
- Uitdrukkingen bij woede/angst/vreugde
- Elkaar vluchtig begroeten (bekenden&onbekenden)

Slide 36 - Tekstslide

Rolpatronen

Het gedrag dat bij een bepaalde rol hoort

  • in een relatie heeft ieder een bepaalde rol
  • bij een bepaalde rol verwachten mensen bepaald gedrag: stereotypering

Slide 37 - Tekstslide

Rang (& pikorde) bij mensen
Ook mensen hebben een soort "rangorde" in de vorm van 'rollen'. Het gedrag dat je bij een bepaalde rol vertoont noem je rolpatroon
Een meisje van 15 vertoont heel anders gedrag als ze bij haar ouders zit / bij vriendinnen is / leerling in de klas is.
Veel menselijk gedrag berust op leerprocessen. Dit gebeurt o.a. tijdens de opvoeding, waarbij je als kind veel (on)bewuste signalen van ouders krijgt. Mede dankzij communicatie leert een kind zich sociaal te ontwikkelen. 

Slide 38 - Tekstslide