Gedrag samenvatting 4T

Thema Gedrag
4 doelstellingen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema Gedrag
4 doelstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Doelstelling 1
Je kan omschrijven wat gedrag is en hoe gedrag wordt bestudeerd.

Slide 2 - Tekstslide

Studie van gedrag = ethologie
Ethologie = studie van gedrag
Alles objectief bekijken = alleen feiten!
We proberen gedrag te:
  • Kwalificeren: Wat?
  • Kwantificeren: Hoe vaak?


Slide 3 - Tekstslide

Gedragsketen

Slide 4 - Tekstslide

Ethogram
Protocol

Slide 5 - Tekstslide

Doelstelling 2
Je kunt beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden. 

Slide 6 - Tekstslide

Prikkels
Sleutelprikkel: Een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.

Supranormaleprikkel: Een overdreven sleutelprikkel,  is effectiever in het veroorzaken van het gedrag dan een sleutelprikkel. 


Slide 7 - Tekstslide

sleutelprikkel
een sleutelprikkel is een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij gedrag

Slide 8 - Tekstslide

sleutelprikkel

Slide 9 - Tekstslide

supranormale prikkel

Slide 10 - Tekstslide

Supranormale prikkel

Slide 11 - Tekstslide

Inwendige prikkel
Uitwendige prikkel

Slide 12 - Tekstslide

Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen

Slide 13 - Sleepvraag

Doelstelling 3
Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald en je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 14 - Tekstslide

Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag

Slide 15 - Tekstslide

Welk gedrag hoef je niet te leren?
  • Gedrag dat mens/dier bij de geboorte al heeft: aangeboren gedrag.

  • bestaat uit:
1. Reflexen: zoals de zuig- en slikreflex.
2. Erfelijk gedrag: zoals het spergedrag bij vogels, huilen bij angst.

Dankzij aangeboren gedrag kunnen jonge dieren meteen na de geboorte overleven.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.
  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
       1. Inprenten
       2. Gewennen
       3. Trial and error / proefondervindelijk leren
       4. Imiteren
       5. Inzichtelijk leren
       6. Conditioneren

Slide 17 - Tekstslide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.
  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct zijn "moeder" herkennen.

=Leren in een korte periode na de geboorte

Slide 18 - Tekstslide

Gewennen


  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

  • Je voelt je kleding niet meer op je huid
= Leren om niet meer te reageren op een bepaalde prikkels .

Slide 19 - Tekstslide

Trial and error
  • Trial and error = proefondervindelijk leren.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Fietsen leer je door te doen
= Door handelingen te doen/ervaren en van fouten te leren

Slide 20 - Tekstslide

Imiteren

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.
= Leren door nadoen.

Slide 21 - Tekstslide

Conditioneren
  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Een tiener weet dat hij een goed cijfer haalt na goed leren
= Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

Slide 22 - Tekstslide

Inzichtelijk leren


  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.
= Leren door nadenken.
(probleem oplossen

Slide 23 - Tekstslide

Doelstelling 4
Je kunt verschillende typen sociaal gedrag onderscheiden

Slide 24 - Tekstslide

Sociaal gedrag

Dieren geven signalen naar elkaar af om te

kunnen communiceren


Gedrag van soortgenoten onder elkaar = sociaal gedrag

Slide 25 - Tekstslide

Taakverdeling

Slide 26 - Tekstslide

Sociaal gedrag
  • Territoriumgedrag
  • Dreiggedrag
  • Aanvalsgedrag
  • Vluchtgedrag
  • Baltsgedrag
  • Broedzorg
  • Imponeergedrag
  • Verzoeningsgedrag

Slide 27 - Tekstslide

Territoriumgedrag

Slide 28 - Tekstslide

Dreiggedrag

Slide 29 - Tekstslide

Gedrag in het territorium
  • Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten.

  • Als er een indringer is, wordt de 'eigenaar' van het territorium agressief. Hij vertoont dan aanvalsgedrag.
  • De indringer vertoont dan meestal vluchtgedrag.
  • Op de grens van het territorium zie je vaak dreiggedrag.

Slide 30 - Tekstslide

Baltsgedrag
Hierna volgt paring

Slide 31 - Tekstslide

Broedzorg
Verzorgen van de eieren/jongen

Slide 32 - Tekstslide

Wie is de baas in een groep?
  • Als er in een groep dominante en onderdanige dieren zijn en elk dier zijn plaats kent, dan heet dat rangorde.

  • Kippen hebben ook een duidelijke rangorde, de zogenaamde pikorde.

Slide 33 - Tekstslide