4H Beschouwing basis

4H Beschouwing
  • Deze les:
  • Wat is een beschouwing
  • Uit welke onderwerpen mag je kiezen
  • Welke tekststructuren kun je hiervoor gebruiken
  • Hoe werken die tekststructuren  
  • Onderwerp kiezen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

4H Beschouwing
  • Deze les:
  • Wat is een beschouwing
  • Uit welke onderwerpen mag je kiezen
  • Welke tekststructuren kun je hiervoor gebruiken
  • Hoe werken die tekststructuren  
  • Onderwerp kiezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Presentatie: min 6, max 8 minuten
7% PTA tijdens PWW3 (geen schriftelijke toets) 

Klein groepje: klasgenoten en docenten 
Beschouwende presentatie: onderwerp + vaste structuur!
Focus op inhoud, structuur en presentatietechniek 

Slide 2 - Tekstslide

HET DOEL VAN DE LESSENSERIE
  • Jullie leren hoe een goede beschouwende tekst is opgebouwd;
  • Jullie leren wat een beschouwing is;
  • Jullie leren een goed schrijfplan te maken en te gebruiken;
  • Jullie kunnen het geleerde toepassen en zelf een beschouwing schrijven;
  • Jullie kunnen je beschouwing vervolgens presenteren op een aantrekkelijke manier.

Slide 3 - Tekstslide

Beschouwing?
Het tekstdoel van een beschouwing is opiniëren;
Dat betekent dat jij zorgt dat je publiek een mening gaat vormen. Jouw mening is niet relevant en mag dus ook niet duidelijk worden.

Je leest bijvoorbeeld voor- en nadelen van een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken.

Beschouwingen kunnen op verschillende manieren opgebouwd worden.
Jullie MOETEN het op de manier doen die we leren.
In jullie beschouwing laten jullie verschillende meningen/visies/invalshoeken over een onderwerp/vraag aan bod komen.

Slide 4 - Tekstslide

OPBOUW BESCHOUWING
  • De bekende driedeling:
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Volgens een van tekststructuren die deze les centraal staan. Dat betekent dat je van te voren weet wat er in ieder onderdeel komt te staan.

Slide 5 - Tekstslide

Vaste opbouw beschouwing
Zoals altijd: inleiding, kern, slot. 
  • Inleiding: probleem, vraag, situatie, gebeurtenis.
  • Kern: meerdere alinea's met meerdere mogelijke visies. 
  • Slot: open einde, want meerdere verklaringen, antwoorden of oplossingen.

En de vaste tekststructuren dan...?

Slide 6 - Tekstslide

Vaste tekststructuur: wat was het ook al weer?
  • Vast patroon in een tekst dat een aantal vaste vragen beantwoordt.
  • Helpt je bij het doorgronden van langere en ingewikkelde teksten (en het schrijven ervan!)

Bij beschouwingen zien we: 
  1. probleem-oplossingsstructuur
  2. verschijnsel-verklaringsstructuur
  3. voordelen-en-nadelenstructuur
Door de plattegrond van een huis weet je welke kamer waar gebouwd moet worden. Door een tekststructuur weet je welke informatie je waar moet schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

1. Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding      Probleem introduceren
Kern              Waarom is het een probleem?
                        Oorzaak/oorzaken probleem
                        Gevolg/gevolgen probleem
Slot                Mogelijke oplossingen

Gaat dus om wat anderen vinden

Slide 8 - Tekstslide

2. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Inleiding      Verschijnsel introduceren 
Kern              Welke kenmerken heeft het verschijnsel?
                        Welke verklaringen heeft het verschijnsel?
                        Welke oorzaken/redenen zijn er voor het verschijnsel?
Slot                Korte samenvatting 


Slide 9 - Tekstslide

3. Voor-en-nadelenstructuur
Inleiding     Verschijnsel/probleem/onderwerp introduceren 
Kern              Welke voordelen heeft ...?
                        Welke nadelen heeft...?
Slot                Korte samenvatting van de voor- en nadelen 

(Pas op! Het is dus niet de bedoeling dat je eindigt met wat het beste is, dat is juist de taak van het publiek!)

Slide 10 - Tekstslide

Welke structuur past bij de vraag?
1. Mag de overheid zich bemoeien met ons eetgedrag?

2. Wat zouden scholen moeten doen tegen de smartphoneverslaving van jongeren? 

3. Kan een machine ook kunst maken? 

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking middenstuk (aantekening)
Bij de uitwerking van de visies in het middenstuk van de beschouwing werken we aan de hand van de drie W-vragen:

Wie?: Met wie hebben we te maken en waarom hechten we waarde aan de meningen van deze persoon (Beroep? Betrokken bij het onderwerp? Belangen?)
Wat?: Wat zegt deze persoon over je onderwerp?
Waarom?: Waarom vindt deze persoon dit?

Slide 12 - Tekstslide

Kiezen onderwerp
  • Blader naar blz. 6 in je handleiding 
  • We nemen de onderwerpen door: zet een cirkel om de onderwerpen die je aanspreken
  • Je geeft na het doornemen aan welk onderwerp je wil: nummer noemen
  • Volgende les vandaag: Bouwplan maken! 

Slide 13 - Tekstslide

Deze les
Video ter inspiratie/als voorbeeld
De aandachtstrekker
Bekijken ppts bij de structuren
Uitwerken bouwplan 

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken beschouwing (aantekening)
  • Een beschouwing biedt verschillende visies ter overweging aan.
  • Een beschouwing laat de lezer nadenken.
  • Een beschouwing heeft een centrale vraag waar meerdere antwoorden op gegeven worden.
  • Een beschouwing is objectief.
  • Een beschouwing is genuanceerd.
  • De stijl van een beschouwing is zakelijk.
  • De beschouwing maakt gebruik van bronnen en verwijst ook naar deze bron. (De lezer moet de kwaliteit van de informatie kunnen beoordelen).

Slide 15 - Tekstslide

4

Slide 16 - Video

02:34
timer
0:20
Op welke manier introduceert Dijkgraaf het onderwerp?

Slide 17 - Woordweb

04:38
timer
0:30
Met welk doel laat Dijkgraaf ons dit filmpje zien? Wat wil hij zeggen over getallen door dit voorbeeld?

Slide 18 - Woordweb

08:43
Let voor de volgende vragen goed op zijn lichaamstaal/toon/volume/gebaren

Slide 19 - Tekstslide

08:43
timer
0:30
Welke meerwaarde hebben de voorbeelden en de voorwerpen die hij mee heeft gebracht voor jou als kijker/luisteraar?

Slide 20 - Woordweb

2

Slide 21 - Video

13:14
timer
0:30
Vind je dit een goede presentatie? Geef 2 redenen waarom wel/niet

Slide 22 - Woordweb

14:57
Beschrijf in een of meer zinnen de lichaamstaal van Dijkgraaf tijdens deze presentatie.

Slide 23 - Open vraag

Aandacht trekken in de inleiding (aantekening)
verwijzen naar actuele gebeurtenis
(voor)geschiedenis beschrijven
aantrekkelijk voorbeeld / anekdote (verhaaltje)
belang voor de lezer aangeven
intrigerende vraag stellen aan je publiek (risico!)
schokkende/opvallende cijfers/feiten noemen
een prikkelend citaat
een héél korte video


Slide 24 - Tekstslide

Volgende les
Volgende les kijken we verder naar deze presentatie en hebben we het over de uiteindelijke opdracht. 

Slide 25 - Tekstslide