Unit 5.3 - Comparative Adjectives


UNIT 5.3 : Comparative Adjectives

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


UNIT 5.3 : Comparative Adjectives

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goal

I can explain what a comparative adjective is.

I can compare different things using comparative adjective.






What's the point!

When would you need to compare something on holiday?







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
- Unit 8 
Grammar exercise 1 t/m 5 
Listening exercise 1 t/m 5

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparative Adjectives
  • What are they?
  • When do I use them?
  • How do I use them?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkende bijvoeglijke
naamwoorden

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden: 

  • Worden gebruikt om verschillen te vergelijken tussen twee voorwerpen die zij veranderen (larger, smaller, faster, higher). 

  • Zelfstandig naamwoord (voorwerp) + werkwoord + vergelijkend bijvoeglijk naamwoord + than + zelfstandig naamwoord (voorwerp).



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Task: Who is taller?
  1. Choose 3 adjectives. 
  2. Write a comparative sentence for each of the adjectives.

Example: Jimi is taller than the Juf.

Adjectives:
nice
friendly
funny
strong
big
interesting

Slide 11 - Tekstslide

TIP: Page 122

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Did you learn something?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

What did you
Learn?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goals?
Did you?

  • I can explain what a comparative adjective is.
  • I can compare different things using comparative adjective.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies