3.2 Uitleg Flexles

3.2 Het Christendom wordt belangrijk
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 Het Christendom wordt belangrijk

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa

Slide 2 - Tekstslide

Bekeren tot het Christendom
  • Romeinse tijd --> deel Europa christelijk
  • Maar rond 500 n.C. in NL + DUI --> Geloof in Germaanse goden (vb: Donar/Thor + Freya) + vereren natuur (vb: Boom, steen)
  • Christenen vonden dit fout, moesten bekeerd worden tot Chr. Noemde niet christenen heidenen --> mensen die geloofden in natuurgoden en -krachten. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bekeren tot het Christendom
  • 7e & 8e eeuw monniken naar Europa --> Stichtten kloosters
  • Monnik = Geestelijke die in een klooster leeft.
  • Klooster = Gebouw waar monniken of nonnen volgens strenge regels leven.
  • Vanuit klooster proberen mensen christelijk te maken -->
  • Missionaris = Geestelijke die mensen tot het christelijke geloof probeert te bekeren.

Slide 5 - Tekstslide

Bekeren tot het Christendom 
  • Missionarisen trokken rond --> vertellen over Jezus
  • Vernielde Germaanse heiligdommen --> bewijzen dat die goden niet bestaan (vb. Heilige boom omhakken)

  • Bekeren ging niet makkelijk --> Daarom heidense gebruiken gekoppeld aan Christelijke gebruiken --> vb: midwinterfeest koppelen aan geboorte Christus 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt met vier voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen

Slide 8 - Tekstslide

Invloed op dagelijks leven
  • Elk dorp --> kerk + priester 
  • Priester --> zorgen dat mensen zich aan christelijke leefregels hielden. 
  • Alleen priester contact met God + enige die Bijbel kon lezen, daarom goed luisteren naar hem
  • Bij geboorte gedoopt + trouwen in kerk + begraven bij kerk 
  • Goed geleefd: hemel. Slecht geleefd: hel 

Slide 9 - Tekstslide

 Je kunt de drie standen in de middeleeuwse samenleving beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Een standensamenleving
  • Middeleeuwse samenleving was verdeeld in standen

  • Een stand = Een groep mensen die volgens de middeleeuwers een eigen taak had. 

Slide 11 - Tekstslide

De drie standen 
  1. Geestelijkheid = Eerste stand. Iemand in dienst van de kerk, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. Hoogste geestelijke is de Paus.
  2. Adel / edelman = Tweede stand.  bijvoorbeeld een hertog, graaf of ridder (= Een goed bewapende ruiter). Dit werd je niet zomaar --> Vader was van adel of de koning maakte je tot adel.
  3. Boeren = derde en laagste stand. 

Slide 12 - Tekstslide

Taken van de drie standen 
  • Geestelijkheid: bidden voor de mensen

  • Adel: moest de geestelijken en boeren beschermen

  • Boeren: bewerkten het land en zorgden voor voedsel.

Slide 13 - Tekstslide