KL comparisons + TL short answers & Will

Welcome!!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome!!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
KL Uitleg. TL doet mee voor herhaling
KL zelfstandig aan de slag
TL Uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijkingen

Slide 3 - Tekstslide

Langzaam
Slow
Slower (than)
(The) slowest
Hard
Hard
Harder (than)
(The) hardest
Rijk
Rich
Richer (than)
(The) richest
Snel
Fast
Faster (than)
(The) fastest
Als je wilt vergelijken, zet je -er of -est achter het bn
Fit
Fit
Fitter (than)
(The) fittest
Groot
Big
Bigger (than)
(The) biggest
Makkelijk
Easy
Easier (than)
(The) easiest
Blij
Happy
Happier (than)
(The) happiest
Let op de spelling bij:

Slide 4 - Tekstslide

Lettergrepen?

Slide 5 - Tekstslide

Comparisons
1 lettergreep
- er
-est
fast, faster, fastest
2 lettergrepen
eindigen op -le, -er, -ow & -y 

-er
-est
pretty, prettier, prettiest
3 lettergrepen
more
most
more interesting, most interesting

Slide 6 - Tekstslide

Short words
fast         faster         fastest
cheap    cheaper    cheapest
small      smaller     smallest
Longer adjectives
famous       more famous          most famous
expensive   more expensive     most expensive
dangerous more dangerous    most dangerous
important  more important     most important


happy happier happiest
easy easier easiest
funny funnier funniest

Slide 7 - Tekstslide

Vergrotende trap

....-er than

voorbeeld:
old --> older
tall --> taller 
Overtreffende trap

the ....- est

Voorbeeld:
old --> oldest
tall --> tallest 

Slide 8 - Tekstslide


vergrotende trap

more ....

Voorbeeld:
More expensive

Overtreffende trap

most.....

Voorbeeld:
Most expensive

Slide 9 - Tekstslide

Uitzonderingen:
Good - Better - Best
Bad - Worse - Worst
Much/Many - More - Most

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vergrotende trap van:
Expensive
A
expensive
B
expensiver
C
more expensive
D
much expensiver

Slide 12 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Narrow
A
more narrow
B
narrower
C
much narrow
D
narrow

Slide 13 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Simple
A
simpler
B
more simple
C
much simple
D
the most simple

Slide 14 - Quizvraag

Overtreffende trap van:
Powerful
A
powerful
B
the most powerful
C
powerfuler
D
much powerful

Slide 15 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Quiet
A
more quiet
B
much quiet
C
quieter
D
quiet

Slide 16 - Quizvraag

Wissel
TL uitleg
KL Zelfstandig aan de slag

Slide 17 - Tekstslide

Will & Shall
Als je praat over de toekomst gebruik je will of won't
I will go shopping tomorrow.
I won't go shopping tomorrow.

Een vraag over de toekomst is met I of we dan gebruik je shall
Shall we go shopping?

Slide 18 - Tekstslide

Will & Shall
Achter will of shall gebruik je altijd het hele werkwoord
 
We will play basketball tomorrow
Shall we eat breakfast?
My mother won't buy me new clothes!

Slide 19 - Tekstslide

oefenen
  1. A: I'm hungry.
    B: _____ we make some bacon and eggs?
  2. I don't think I _____ go out this weekend. I'm very tired.
  3. I _____ always love you.

Slide 20 - Tekstslide

oefenen
  1. A: I'm hungry.
    B: Shall we make some bacon and eggs.
  2. I don't think I will go out this weekend. I'm very tired.
  3. I Will always love you.

Slide 21 - Tekstslide

I don't think they _____ their holidays by the sea again. (spend)

Slide 22 - Open vraag

Doris is never late. I'm sure she _____ late tomorrow evening. (be)

Slide 23 - Open vraag

It's starting to rain. _____ I _____the umbrella? (put up)

Slide 24 - Open vraag

Short answers
 'Can you do it?' 'Yes, we can!'
Een voorbeeld van een vraag met daarop een short answer.

De Engelsen zijn graag heel beleefd en daarom antwoorden zij niet met alleen maar 'Yes' of 'No'. 
Ze maken er altijd een klein zinnetje van. 


Slide 25 - Tekstslide

Hoe maak je een short answer?
Je herhaalt het EERSTE werkwoord uit de vraag. 
In bevestigende zinnen kun je dit woord gewoon overnemen.

Voorbeelden:
Do you know her? Yes, I do.
Can she help you? Yes, she can
Is she famous? Yes, she is

Slide 26 - Tekstslide

Ontkennende short answers (1)
In ontkennende short answers zet je nog 'not' achter het werkwoord of de verkorte vorm n't
Voorbeelden:
Do you like coriander? No, I don't.
Are they a couple? No, they aren't.
Can he speak Chinese? No, he can't.

Slide 27 - Tekstslide

Maar let op: 
Als het onderwerp in de zin 'you' is dan gebruik je in de short answer 'I' of 'we'. Dit is omdat het een vraag is aan jou of jullie. 
Voorbeeld:
Do you smoke? No, I don't.
Are you in love? Yes, I am.
Can we help you? No, you can'
Do you want to leave? Yes, we do. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Can you help me?
A
No, you can't.
B
No, I can't.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Is he a teacher?
A
Yes, he is.
B
Yes, he are.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Are you guys friends?
A
Yes, you are.
B
Yes, we are.
C
Yes
D
Yes, I am

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Do you want a cup of coffee?
A
No, I want not
B
No, I don't
C
No, you don't
D
No, you want not

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Are you happy?
A
Yes, we are.
B
Yes, you are.

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 35 - Tekstslide