Palliatieve pijnbestrijding

Pijnbestrijding palliatieve fase
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Pijnbestrijding palliatieve fase

Slide 1 - Tekstslide

Pijn is.....
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 
  • Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 2 - Tekstslide

Definitie

Mc Cafferey:
‘Pijn is datgene wat een persoon die het ervaart zegt dat het is en is aanwezig wanneer hij zegt dat het aanwezig is.’

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Soorten pijn


  • Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
  • Chronische pijn  = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft

Slide 5 - Tekstslide

  • Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging
  • Neurogene/neuropathische pijn = pijn bij beschadigingen of een gestoorde functie van het zenuwstelsel
  • Viscerale pijn is pijn die ontstaat door activatie van een pijnreceptor die verbonden is met een orgaan in de borst-, buik-, of bekkenholte.

Slide 6 - Tekstslide

Doorbraakpijn
Doorbraakpijn is pijn die plotseling opkomt en daarna weer verdwijnt of minder wordt. 
Het is vaak een plotselinge, tijdelijke verergering van pijn bij iemand met chronische pijn. 

Er zijn 3 soorten doorbraakpijn:
  1. Doorbraakpijn die optreedt zonder aanwijsbare reden of oorzaak (spontane doorbraakpijn). Spontane doorbraakpijn is nooit te voorspellen. Hierdoor is het niet mogelijk dit type doorbraakpijn te voorkomen door extra pijnstillers te nemen.
  2. Doorbraakpijn die optreedt bij bepaalde bewegingen, houdingen of activiteiten. Bijvoorbeeld door lopen, draaien in bed, zuchten, hoesten, slikken en naar de wc gaan. Of door lichamelijke verzorging en wondverzorging. Als deze doorbraakpijn voorspelbaar is, is de pijn te voorkomen door extra pijnstillers te nemen.
  3. Een mengvorm van de 2 soorten hierboven.


Behandeling: escape medicatie.  (zonnodig medicatie)


Slide 7 - Tekstslide

Oorzaken
  • Beschadiging van het                            lichaam
  • Infectie
  • Tumorgroei
  • Beknelling
  • Overbelasting
  • Vermoeidheid
  • Spanning en stress

Slide 8 - Tekstslide

Pijngedrag
  • Pijngedrag is cultuur gebonden
  • Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
  • Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
  • Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn

Slide 9 - Tekstslide

Wat doet pijn met iemand?

Slide 10 - Tekstslide

Pijn monitoren

Slide 11 - Tekstslide

Numerieke schaal of pijn lineaal (NRS). Maar niet iedereen kan dit aangeven
Smile Analoge schaal (SAS). Is vaak gemakkelijker in te vullen

Slide 12 - Tekstslide

Pijn bestrijding

  • Medicatie enteraal: via maag/darm stelsel (tablet, drank, zetpil)
  • Medicatie transdermaal: via de huid (pleisters)
  • Medicatie parenteraal: ander manier dan via het maag/darm                                                    stelsel (injectie's huid, infuus                                                                    aders, ruggeprik )

Slide 13 - Tekstslide

Niet-medicamenteuze pijnbestrijding
  • Fysiotherapie
  • Chirurgie
  • TENS > blokkeert signaal aan ruggenmerg
  • Ruggenmergstimulatie
  • Alternatief
  • Cannabis

Slide 14 - Tekstslide

WHO-pijnladder

Slide 15 - Tekstslide

Stapsgewijze aanpak bij pijn
stap 1a: paracetamol;
stap 1b: NSAID;
stap 1c: paracetamol + NSAID;
stap 2: overstappen op of toevoegen van een zwakwerkend opioïd (bijv.                tramadol);
stap 3: overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioïd                        (morfine, fentanyl transdermaal)
stap 4: parenterale toediening van een opioïd (injectie, infuus, subcutaan              pomptransdermaal).

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Inzet Morfine
  • Morfine is een opiaat met een sterk pijnstillende werking
  • Morfine zorgt ervoor dat het signaal ‘pijn’ in de hersenen niet, of minder sterk, aankomt. Hierdoor wordt de pijn minder gevoeld.
  •  De dosering wordt verhoogd naarmate de pijn erger wordt. Morfine wordt ook (tijdelijk) ingezet bij pijn na operatie.

Slide 18 - Tekstslide

Toedieningsvormen Morfine

  • Gewone tabletten, capsules en drank: binnen één tot twee uur.
  • Zetpillen: binnen zestig minuten.
  • Injectie vlak onder de huid: binnen vijftig tot negentig minuten.
  • Injectie diep in een spier: binnen dertig tot zestig minuten.
  • Injectie in een ader of infuus: binnen twintig minuten.
  • Via de ruggenmergprik: binnen zes tot dertig minuten.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 21 - Video