VWO5.4-uit

43a De totale kosten zijn: € 300.000 + € 70.000 + € 35.000 + € 2.100 + € 1.500 = € 408.600,-
Er is dus winst gemaakt. 
De opbrengsten zijn hoger dan de kosten: € 455.300 – € 408.600 = € 46.700,-
43b
A is Saldo winst  
B is € 46.700,-
C en D worden niet gebruikt (er is geen verlies)
E en F zijn de totalen, deze zijn € 455.300,-
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

43a De totale kosten zijn: € 300.000 + € 70.000 + € 35.000 + € 2.100 + € 1.500 = € 408.600,-
Er is dus winst gemaakt. 
De opbrengsten zijn hoger dan de kosten: € 455.300 – € 408.600 = € 46.700,-
43b
A is Saldo winst  
B is € 46.700,-
C en D worden niet gebruikt (er is geen verlies)
E en F zijn de totalen, deze zijn € 455.300,-

Slide 1 - Tekstslide

44
Kosten              Winst - en Verliesrekening    Opbrengsten
Inkoopwaarde
Huur
Loonkosten
Reclame
Electriciteit
Afschrijving

Totaal
€ 375.000,-
€ 80.000,-
€ 42.000,-
€ 30.800,-
€ 800,-
€ 400,-

€ 529.000,-
Omzet
Rente




Saldo verlies
Totaal
€ 520.000,-
€ 1.450,-




€ 7.550,-
€ 529.000,-

Slide 2 - Tekstslide

45
Omzet
Inkoopwaarde 
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst

€ 300.000,-
€ 120.000,-
€ 180.000,-
€ 110.000,-
€ 70.000,-

Slide 3 - Tekstslide

46
Kosten              Winst - en Verliesrekening    Opbrengsten
Inkoopwaarde
Loon
Afschrijving
Verkoopk.
Algemene k.
Saldo winst

Totaal
€ 356.400,-
€ 47.700,-
€ 8.200,-
€ 4.900,-
€ 13.500,-
€ 49.300,-

€ 480.000,-
Omzet






Totaal
€ 480.000,-






€ 480.000,-

Slide 4 - Tekstslide

46b De brutowinst is omzet-inkoopwaarde:
480.000-356.400 = € 123.600,-
De brutowinst in procenten van de omzet: 
123.600/480.000 x100 = 25,75 = 25,8%
46c De nettowinst is brutowinst-bedrijfskosten:
123.600-47.700-8.200-4.900-13.500 = € 49.300,-
De nettowinst in procenten van de omzet:
49.300/480.000 x100 = 10,3%

Slide 5 - Tekstslide

47a Omzet 2017: 50.000×75 =                 € 3.750.000,-
47b Inkoopwaarde 2017:  50.000×50 = € 2.500.000,- -/-
Brutowinst 2017 =                                      €  1.250.000,-
47c Bedrijfskosten =                                  €    750.000,- –/-
Nettowinst 2017 =                                      €    500.000,-

Slide 6 - Tekstslide

48a De bewering is onjuist: de brutowinst kan niet hoger zijn dan de omzet (omzet – inkoopwaarde =
brutowinst).
48b De nettowinst (brutowinst - bedrijfskosten) = 
45.000 - 20.000 = € 25.000,-
48c Omzet (brutowinst + inkoopwaarde) =
45.000 + 15.000 = € 60.000,-

Slide 7 - Tekstslide

49a Bij 52 taarten:
Totale opbrengsten: 52 × 7 =   € 364,-
Totale kosten: 300 + (52 × 1) =  € 352,- -/-
Winst                                             €    12,-
49b Bij 47 taarten:
Totale opbrengsten: 47 × 7 =     € 329,-
Totale kosten: € 300 + 47 × 1 =  € 347,- -/-
Verlies                                              €   18,-
49c Nieuw break-evenpunt: 300 ÷ (7 – 2) = 60 taarten, dus bij een verkoop van 60 taarten maak je geen verlies maar ook nog geen winst!

Slide 8 - Tekstslide

50a De TK-lijn begint niet in de oorsprong (bij nul) omdat er vaste kosten zijn. De totale kosten-lijn begint op de y-as bij de vaste kosten.
50b De onderneming maakt winst rechts van de 
break-evenafzet en maakt verlies links van de 
break-evenafzet. Dus meer dan de break-evenafzet is winst, minder is verlies.
50c TO=TK   12q + 1.200 = 20q
1.200 = 8q
1.200 ÷ 8 = q
q = 150

Slide 9 - Tekstslide

51 
700 ÷ (1,49 – (0,32 + 0,24)) = 753 blikjes.

zie ook de volgende slide voor extra uitleg / toelichting

Slide 10 - Tekstslide

Een verkoopprijs in de winkel is altijd inclusief BTW. Het bedrijf draagt devBTW af aan de belastingdienst.  
Als je bezig bent met break-even punt berekening moet je dus de verkoopprijs exclusief BTW gebruiken.
Mocht er in een opgave dus expliciet vermeld worden  dat de verkoopprijs incl. 9 % of 21% btw is, dan moet je EERST de verkoopprijs exclusief BTW berekenen.
En daarmee ga je verder rekenen. 

Slide 11 - Tekstslide