werkwoorden vervoegen/zinnen in stukken hakken

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Unit Wie ben ik?

Inquiry Questions

Hoe vind ik het werkwoord en het onderwerp in een zin?

How do I find the verb and the subject in a sentence?

How do I find the different parts of a sentence in Dutch?

Schema vandaag/schedule today

repeat werkwoorden vervoegen

werkwoorden hebben en zijn

video

oefenen-practise

Werkwoorden vervoegen 

conjugating verbs in the present tense (tegenwoordige tijd) 

4 categories:

Stam-en: kijken (to watch)-kijk

Stam-en+klinker: maken (to make)-maak

Stam-en-medeklinker: zeggen (to say)-zeg

Stam-en v-f/z-s: lezen (to read) -lees

Exception:

 Fiets jij naar huis? Jij fietst naar huis.

Loop jij naar huis? Jij loopt naar huis.

In a question the verb is in front of the subject, then you do not add a t. 

Most important verbs in Dutch

Hebben-to have 

zijn-to be

ik ben 

jij bent

hij/zij/het is

wij zijn

jullie zijn

zij zijn

Copy

Do you use hebben or zijn?

Gebruik je hebben of zijn?

Oefenen-practise

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-6/werkwoorden/tegenwoordige-tijd/stamregel-1-het-woord-verandert-niet/maak-het-rijtje-af-1

Oefeningen (exercises)

Klare taal les 6 (copy)

Phase 2 students: create 3 sentences of your own using the words you have learned. 

Kinderboekenweek

Vrijdag 7 oktober 14.00-14.45

Voorlezen-reading to primary

Woordenschat-vocabulary

New wordlist of most used verbs in Dutch

files in MB