12..4 Versnelling en vertraging

Kennen en kunnen, wat ga je deze les leren.
  • Hoe gebruik je de formules F = m x a 
  • V(eind) -V(begin) = a x t

  • Omzetten van de formules 
  • Binas gebruiken voor de formules 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kennen en kunnen, wat ga je deze les leren.
  • Hoe gebruik je de formules F = m x a 
  • V(eind) -V(begin) = a x t

  • Omzetten van de formules 
  • Binas gebruiken voor de formules 

Slide 1 - Tekstslide

Traagheid.....dat is ehhh...

"Dat voorwerpen met massa (kg) graag door willen gaan met de beweging die ze uitvoeren" 


Om een massa te versnellen of te vertragen, is een netto kracht nodig.
Geen netto kracht? Dan verandert er niets!

Slide 2 - Tekstslide

Je staat rechtop in een trein. Plotseling val je voorover, zonder dat iemand je duwt. Wat is er gebeurd?
A
De trein stond stil
B
De trein reed heel hard met constante snelheid
C
De trein remde hard
D
geen idee

Slide 3 - Quizvraag

Snelheid.....dat is ehhh...

"is de afgelegde weg (oftewel de afstand) die je binnen een bepaalde tijd aflegt" 


3 soorten snelheid
Vertraging

Constante snelheid (eenparige beweging)

Versnelling

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Versnelling



Wat is versnelling eigenlijk?

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen versnellen
  • Begrip van bewegings diagram (v,t)
  • Formule van versnelling gebruiken 


Slide 7 - Tekstslide

(v,t)-diagram
v - verticale as
t - horizontale as


Wat kan je afleiden uit de grafiek?
0-4 s Beweging neemt eerst toe oftewel versnelling

4-7 s dan is de beweging constant oftewel eenparige beweging

Slide 8 - Tekstslide

Versnelling 
Als er een gelijkmatige toename in snelheid is... b.v.

10 m/s, dan 20 m/s, dan 30 m/s
dan is de toename in snelheid 10 m/s elke seconde

DUS de versnelling is 10 meter per seconde per seconde

a=10s2m

Slide 9 - Tekstslide

Versnelling berekenen:



a - versnelling in m/s2
t - tijd in s
v - snelheid in m/s
a=ΔtΔv
Δv=veindvbegin

Slide 10 - Tekstslide

eenparig versneld
  • snelheid v neemt constant toe
  • dus de versnelling a is constant
  • je noemt dat "eenparig versneld"
  • v,t - diagram is een rechte, stijgende lijn


Vraag: hoe groot is de versnelling hier?
Versnelling = a = 0,5 m/s2

Slide 11 - Tekstslide

Eenparig vertraagd
  • Snelheid neemt gelijkmatig af
  • Snelheid afname per seconde 
        heet vertraging


Wat is de vertraging?
Vertraging is 2 m/s2
a = -2 m/s2

Slide 12 - Tekstslide

Snelheid omrekenen
Snelheid is vaak in km/uur en moet naar m/s
m/s               km/uur
: 3,6
x 3,6

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld opgaven 1

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk symbool is wat?
A
s = snelheid v= versnelling
B
v = snelheid a = afstand
C
s = afstand v = versnelling
D
s = afstand v= snelheid

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de grootte en richting van de nettokracht?
A
510 Newton naar links
B
510 newton naar rechts
C
130 Newton naar links
D
130 Newton naar rechts

Slide 17 - Quizvraag

Welke beweging is hiernaast rood gemarkeerd?
A
Stilstand.
B
Constante snelheid.
C
Versnelling.
D
Vertraging.

Slide 18 - Quizvraag

Als een fietser vertraagd van 16 km/h naar stilstaand in 10s. Wat is de de versnelling?
A
0,44s2m
B
1,6s2m
C
0,44s2m
D
1,6s2m

Slide 19 - Quizvraag

Als een auto versneld van 0 tot 50 km/h in 10 sec, dan is de versnelling:
A
50s2m
B
1,4s2m
C
18s2m

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de formule voor het berekenen van de versnelling?
A
snelheid : tijd
B
snelheid x tijd
C
afstand : tijd
D
afstand x tijd

Slide 21 - Quizvraag

Welk stuk van deze grafiek van een beweging is een versnelling?
A
Van 0 tot 5 sec
B
Van 5 tot 15 sec
C
Van 15 tot 15 sec

Slide 22 - Quizvraag

Bereken de versnelling als de beginsnelheid 10 m/s en de eindsnelheid 30 m/s is en de tijd die over de versnelling is gedaan is 20 s
A
1 m/s2
B
2 m/s2
C
3 m/s2
D
4 m/s2

Slide 23 - Quizvraag

Een auto versneld vanuit stilstand in 6,0 s naar 100 km/h.
Wat is de versnelling?
A
4,6s2m
B
17s2m
C
28s2m
D
60s2m

Slide 24 - Quizvraag

De spaceshuttle heeft een versnelling van 4,8 m/s2. Hoe snel gaat de spaceshuttle na 5 sec?
A
4,8 m/s
B
19,4 m/s
C
26 m/s
D
24 m/s

Slide 25 - Quizvraag

S = Afstand in kilometers

V = Snelheid in km/u

t = tijd in uur

Slide 26 - Tekstslide

Samenvatting:


Je berekent versnelling met



Eenheid
a=ΔtΔv
s2m

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Botsingen
Wat gebeurt er eigenlijk bij een botsing? Waarom is het zo belangrijk om botsingen te voorkomen?

Bij een auto wordt er gebruik gemaakt van een kooiconstructie (midden) en een kreukelzone (voor en achter), maar hoe werkt dit?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Waarom zorgt een kreukelzone voor een "zachtere" botsing?
A
De kreukelzone botst en jij botst niet
B
De remweg wordt langer, en dan duurt de botsing langer
C
De kreukelzone veert weer terug
D
De remweg wordt korter, dus dan bots je korter

Slide 31 - Quizvraag

Kreukelzone en botsen
Door de kreukelzone krijg je een langere remweg.
Daardoor duurt de botsing langer (grotere t). 
dan is versnelling a kleiner.
En is de kracht F ook kleiner

Slide 32 - Tekstslide

Kennen en kunnen, wat ga je deze les leren.
  • Wat is traagheid
  • Hoe gebruik je de formules F = m x a ,  V(eind) -V(begin) = a x t
  • Omzetten van de formules 
  • Binas gebruiken voor de formules 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Een racefietser fietst met constante snelheid en levert een kracht van 30 N.
Hoe groot is de tegenwerkende wrijvingskracht?
A
Minder dan 30 N, anders ga je niet vooruit
B
Precies 30 N, want de snelheid is constant
C
Meer dan 30 N, anders zou je versnellen
D
Dat kun je echt niet weten

Slide 35 - Quizvraag

Nettokracht en versnelling
Het effect van een nettokracht? 
Versnellen of vertragen!
Waar hangt dat van af, hoe groot die versnelling of vertraging is?

In de volgende video zie je:
- meer massa is minder versnelling/vertraging (duurt langer)
- meer nettokracht is meer versnelling/vertraging (gaat sneller)

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Video

Kracht, massa en versnelling
De grootte van de nettokracht is 
afhankelijk van de versnelling van het voorwerp en de massa van het voorwerp.


Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Je hebt een motor die wordt aangedreven door een elektromotor.De motor met bestuurder heeft een totale massa van 285 kg.
De motor trekt in 6,25 s vanuit stilstand op tot een topsnelheid van 252 km/h. wat is de gemiddelde snelheid?
A
11,2s2m
B
40,3s2m
C
40hm
D
geen idee

Slide 42 - Quizvraag

Je hebt een motor die wordt aangedreven door een elektromotor.De motor met bestuurder heeft een totale massa van 285 kg.
De motor versnelt met 11,2 m/s2 .
Welke kracht is nodig voor de versnelling?
A
3192 N
B
3,19 kN
C
25 N
D
Geen idee

Slide 43 - Quizvraag

Bij een snelheid van 100 km/h remt een sportauto. De auto staat in 2,3 s stil.

Bereken de vertraging van deze sportauto tijdens het remmen.
A
43kh2m
B
12,1s2m
C
230s2m
D
geen idee

Slide 44 - Quizvraag

Bij een snelheid van 100 km/h remt een sportauto. De auto vertraagt met 12,1 m/s2 en weegt 1250 kg.

Bereken de kracht die de remmen uitoefenen om deze sportauto af te remmen.
A
15 kN
B
103 N
C
9,7 kN
D
Geen idee

Slide 45 - Quizvraag